haben / sein / werden und schwache Verben

das Präsens
de tegenwoordige tijd
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

das Präsens
de tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Wie ... das für Sie, Frau Petersen?
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 2 - Quizvraag

... ihr immer so neugierig?
A
bin
B
bist
C
seid
D
sind

Slide 3 - Quizvraag

Du ... einen Regenschirm brauchen.
A
werde
B
wirst
C
wird
D
werden

Slide 4 - Quizvraag

Wie spät ... ihr dann bei mir sein?
A
werde
B
wirst
C
werdet
D
werden

Slide 5 - Quizvraag

Ich ... den Hauptpreis gewonnen.
A
habe
B
hast
C
hat
D
habt

Slide 6 - Quizvraag

Das Radio ... den ganzen Morgen gespielt.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 7 - Quizvraag

das Präteritum
de verleden tijd

Slide 8 - Tekstslide

Das Mädchen ... verliebt.
A
war
B
warst
C
wart
D
waren

Slide 9 - Quizvraag

... ihr immer so neugierig?
A
war
B
warst
C
wart
D
waren

Slide 10 - Quizvraag

... die Sonne ganz verdunkelt?
A
wurde
B
wurdest
C
wurdet
D
wurden

Slide 11 - Quizvraag

Wie spät ... ihr angerufen?
A
wurde
B
wurdest
C
wurdet
D
wurden

Slide 12 - Quizvraag

Das Radio ... den ganzen Morgen gespielt.
A
hatte
B
hattest
C
hattet
D
hatten

Slide 13 - Quizvraag

... ihr gerne Popmusik gehört?
A
hatte
B
hattest
C
hattet
D
hatten

Slide 14 - Quizvraag

das Perfekt
de voltooide tijd

Slide 15 - Tekstslide

sein: Die Mädchen ... verliebt ... .
A
ist gewest
B
sind gewest
C
ist gewesen
D
sind gewesen

Slide 16 - Quizvraag

werden: Wann ... du 16 ...?
A
hast gewerden
B
bist geworden
C
wirst geworden
D
bist gewerden

Slide 17 - Quizvraag

haben: Ich ... den Hauptpreis ... .
A
habe gehat
B
habe gehabt
C
bin gehat
D
bin gehabt

Slide 18 - Quizvraag

Grammatik B
Präsens schwache Verben

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Präsens schwache Verben

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Jetzt werden wir üben. Hast du noch Fragen?

Slide 26 - Open vraag

Draußen (regnen) es.
A
regnt
B
regent
C
regnet
D
regnest

Slide 27 - Quizvraag

Da (befassen) man sich mit Hausaufgaben.
A
befasst
B
befasset
C
befasse
D
befassen

Slide 28 - Quizvraag

..., während man schon alles (beherrschen).
A
beherrschst
B
beherrscht
C
beherrschen
D
beherrsche

Slide 29 - Quizvraag

Aus Langeweile (zeichnen) man ein Bild.
A
zeichnt
B
zeichnen
C
zeichent
D
zeichnet

Slide 30 - Quizvraag

Du (übersetzen) einen Text ins Deutsche.
A
übersetzt
B
übersetzst
C
übersetzet
D
übersetzest

Slide 31 - Quizvraag

Er (warten) auf Whatsapp-Nachrichten.
A
warte
B
wartt
C
wartet
D
wart

Slide 32 - Quizvraag

Oh, nein, so spannend, man (atmen) fast nicht mehr!
A
atment
B
atemt
C
atmt
D
atmet

Slide 33 - Quizvraag

Grammatik C
Fragewörter

Slide 34 - Tekstslide

.... machst du? - Ich mache meine Hausaufgaben.
A
Was
B
Wer
C
Warum
D
Wo

Slide 35 - Quizvraag

.... kommt Anna? - Sie kommt aus Italien.
A
Wo
B
Wie
C
Woher
D
Wann

Slide 36 - Quizvraag

..... heißt du? - Ich heiße Anna.

Slide 37 - Open vraag

..... ist das? - Das ist mein Bruder.

Slide 38 - Open vraag

Die Antworten
Was machst du? - Ich mache meine Hausaufgaben.
Woher kommt Anna? - Sie kommt aus Italien.
Wie heißt du - Ich heiße Anna.
Wer ist das? - Das ist mein Bruder.

Slide 39 - Tekstslide

Grammatik D
Plural Substantive

Slide 40 - Tekstslide

Maak het meervoud, let ook op het lidwoord:
die Freundin

Slide 41 - Open vraag

Maak het meervoud, let ook op het lidwoord:
das Jahr

Slide 42 - Open vraag

Maak het meervoud, let ook op het lidwoord:
der Kopf

Slide 43 - Open vraag

Fast fertig! Nur noch die Wörter
Und Redemittel

Slide 44 - Tekstslide

Übersetze:
Der Grund, der Schauspieler, tatsächlich

Slide 45 - Open vraag

Übersetze:
der Duft, der Forscher, der Stau

Slide 46 - Open vraag

Übersetze:
verbaasd, verdrietig, het kapsel

Slide 47 - Open vraag

Übersetze:
Ik ben gek op deze muziek

Slide 48 - Open vraag

Übersetze:
Ze is boos op hem, omdat hij het uit heeft gemaakt met haar.

Slide 49 - Open vraag

Ze doet mij aan mijn beste vriendin denken.

Slide 50 - Open vraag

Hast du jetzt noch Fragen?

Slide 51 - Open vraag

An die Arbeit!
Lektion 3: 31, 33, 34

Heb je die klaar? Maak dan de test jezelf van Lektion 1+2. Deze vind je op de online methode.

Slide 52 - Tekstslide