Les 1 + 2 thema 5 : 13 mei + 16 mei

Les 1 thema 5 maandag 13 mei
Iets afspreken
Les 1 maandag 13 mei
1 / 66
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 66 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 1 thema 5 maandag 13 mei
Iets afspreken
Les 1 maandag 13 mei

Slide 1 - Tekstslide

Wie ben ik?
  • Mijn naam is Inge-Lore Smit Sibinga. 
  • Ik woon in Huizen.
  • Ik heb een partner en 1 zoon (29 jaar).
  • Sinds 2019 ben ik docent Nederlands.
  • Ik geef les in het voortgezet onderwijs.

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma tot 20:00
  1. Even voorstellen: Wie ben ik? (5 min)
  2. Hoe gaat het met je? In breakout-rooms gaan jullie in viertallen om de beurt aan elkaar vertellen hoe het met je gaat.  (15 min)
  3. Herhalen uit thema 4: het bijvoeglijk naamwoord (25 min)
  4. Thema 5: waar gaat het over? Samen het boek bekijken. (5/10 min)
  5. Luisterfragmenten p. 135/136: voor- koor, daarna in break-outrooms zelf doen. Eerst met boek en dan zonder. (15 min)
  6. Zelfstandig werken: opdracht 4 (p.138).  Samen nabespreken. (10 min)
  7.  20:00 uur: pauze (15 min)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Herhaling thema 4: het bijvoeglijk naamwoord 
  • Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
  • Ik weet waarom ik bijvoeglijke naamwoorden gebruik. 
  • Ik kan een bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier uitspreken en opschrijven.
  • Nieuw Thema 5: voegwoorden
  • Ik kan de voegwoorden maar, en, want, dus, of op de juiste manier gebruiken in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel over bijvoeglijk naamwoord
  • In tweetallen gaan jullie antwoord geven op de vragen:
- Wat is een bijvoeglijk naamwoord ook alweer?
- Waarom moet ik dat weten?
- Geef voorbeelden van zinnen waarin je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt.
In break-outrooms (10 min)
Schrijf de opdracht even op.

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (adjectief)
  • Weet je het nog?
  • de grote appel - een grote appel
  • het grote huis - een groot huis

  • Er komt een kort filmpje (3 min) over  hoe je het bijvoeglijk naamwoord schrijft (wanneer + -e / wanneer niet?)
Heb je een vraag? Schrijf deze op. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Quiz
  •  Pak je telefoon en google: LessonUp student
  • Gebruik de code linksonder in beeld
  • Inloggen

Slide 8 - Tekstslide

mensen, dieren, dingen, planten, namen en begrippen zijn:
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
werkwoorden
D
voorzetsels

Slide 9 - Quizvraag

Lopen, nakijken, gapen, vertellen en schrijven zijn:
A
Bijvoeglijk naamwoorden
B
voorzetsels
C
zelfstandige naamwoorden
D
werkwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoorden
De mooie jas.
Het lelijke schilderij.
De rode fiets.
De zilveren ketting.

Slide 11 - Tekstslide

mooie, gezellige, rode, groot

zijn voorbeelden van
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
werkwoorden
D
voorzetsels

Slide 12 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij?
A
blauw
B
oranje
C
groen
D
breed

Slide 13 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij?
A
de rode jas
B
de blauwe rok
C
het dikke boek
D
de gele jurk

Slide 14 - Quizvraag

Wat is fout gespeld?
A
leeg - lege
B
oud - oude
C
klein - kleine
D
rot - rote

Slide 15 - Quizvraag

Zoek de tegenstelling van GROOT.
A
mooi
B
jong
C
klein
D
dik

Slide 16 - Quizvraag

Wat is fout gespeld?
A
hard-harde
B
duur - dure
C
groot - groote
D
zacht - zachte

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden in deze zin?


De slimme leerling haalde een goed cijfer.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 18 - Quizvraag

Vul in: Welke bijvoeglijk naamwoorden zijn allemaal goed geschreven?


De ... jongen heeft een ... jas aan en woont in een ... huis

A
aardig, rode, groot
B
aardige, rood, groot
C
aardige, rode, grote
D
aardige, rode, groot

Slide 19 - Quizvraag

Welke bijvoeglijk naamwoorden kun je hier neerzetten?
stoel

Slide 20 - Woordweb

Opdracht individueel
Pak binnen 1 minuut twee voorwerpen en bedenk welke bijvoeglijke naamwoorden je erbij kunt bedenken.

Slide 21 - Tekstslide

Zijn er vragen?

Slide 22 - Open vraag

Pak je boek erbij
Thema 5: p.134/135

We gaan hier nu een paar opdrachten uit doen.

Slide 23 - Tekstslide

Lesprogramma vervolg
  1. Thema 5: waar gaat het over? Samen het boek bekijken. (5/10 min)
  2. Luisterfragmenten p. 135/136: voor- koor, daarna in break-outrooms zelf doen. Eerst met boek en dan zonder. (15min)
  3. Afsluiten: - Wat heb je geleerd? - Wat ging er goed en wat vind je nog moeilijk?

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk voor donderdag 16 mei
  • Maken
  • opdracht 3 en 4 (p.138)
  • opdracht 7 + 8 (p.140/141)

Slide 25 - Tekstslide

Donderdag 16 mei: lesprogramma tot 20:00
  1. Binnenkomst + aanwezigheid noteren (5 min)
  2. Wat gaan jullie leren vanavond?
  3. Nabespreken: opdracht 4 (p.138) en 7 + 8 (p.140/141): break-out rooms in 2-tallen (15 min)
  4. Het (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord: herhalen + nieuwe stof (15)
  5. Herhalen lesstof: opdracht 5 (p.139): break-outrooms in 3-tallen. (10)
  6. Nieuwe grammatica: voegwoorden. (15/20 min)
  7. Maken (individueel): opdrachten 9 + 10 (p.142/143) . We bespreken het na (15) 

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoel 1
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord herkennen.
  • Ik weet hoe ik het moet schrijven.
  • Ik weet dat het bijvoegnaamwoord ook na het zelfstandig naamwoord kan staan in de zin.

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn hier de bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 28 - Quizvraag

Wat is hier geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 29 - Quizvraag

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over...
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een voorzetsel
D
over de hele zin

Slide 30 - Quizvraag

Maak een zin met 'rood' en 'broek'

Slide 31 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
mijn
B
telefoon
C
is
D
nieuw

Slide 32 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord

Het staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord:
1. Het mooie meisje (mooi+e)

Nieuw:
Maar het kan er ook achter staan! Dan geen -e- erachter!
2. Het meisje is mooi 

Slide 33 - Tekstslide

Let op het bijvoeglijk nw met een -f of -s
LET OP!

De vrouw is doo
De dove vrouw

De man is boos 
De boze man

Slide 34 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Vertelt waar iets van gemaakt is (materiaal).
  • Een edelmetaal/materiaal: goud, zilver
  • Een stof/materiaal: hout, steen, katoen, plastic, marmer.
  • Deze vervoeg je met - en 
  • De katoenen trui
  • Het gouden horloge
  • De zilveren armband
  • Het plastic tasje (uitzondering)!

Slide 35 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Dit is nog moeilijk...

  • De katoenen trui - de trui is van katoen
  • Het gouden horloge - het horloge is van goud
  • Het plastic tasje  - het tasje is van plastic

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Oefenen
Je gaat zo meteen oefenen met het vervoegen van het bijvoeglijk naamwoord.
Hoe?
rood - auto
wordt:
de rode auto
Zoals je ziet, komt er ook een lidwoord bij.

Slide 38 - Tekstslide

Vervoeg het bijvoeglijk nw. Schrijf ook het lidwoord en het zelfstandig nw. op.

klok - zilver

Slide 39 - Open vraag

Vervoeg het bijvoeglijk naamwoord. Schrijf ook het lidwoord en het zelfstandig naamwoord op.

Ik wil niet het zilveren armbandje, ik wil .... (goud) armbandje.

Slide 40 - Open vraag

Vervoeg het bijvoeglijk nw. Schrijf ook het lidwoord en het zelfstandig nw. op.

Ik wil niet de blauwe auto, ik wil .... (geel) auto.

Slide 41 - Open vraag

Vervoeg het bijvoeglijk nw. Schrijf ook het lidwoord en het zelfstandig nw. op.

Ik wil niet de rode jurk aan, ik wil .... (groen) jurk.

Slide 42 - Open vraag

Leerdoel 2
Ik kan de voegwoorden maar, en, want, dus, of op de juiste manier gebruiken in een zin.

Slide 43 - Tekstslide

Voegwoord
Je kunt twee zinnen aan elkaar plakken met een voegwoord.

Er komt nu een filmpje over het voegwoord. Schrijf mee, als je kunt.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

en
Ik eet vanavond kip.
Ik eet vanavond rijst.

Ik eet vanavond kip en rijst.

Slide 46 - Tekstslide

want
Ik pak mijn paraplu.
Het regent.

Ik pak mijn paraplu, want het regent.

Slide 47 - Tekstslide

dus
Het regent.
Ik neem mijn paraplu mee.
Het regent, dus ik neem mijn paraplu mee.

Slide 48 - Tekstslide

of
Hoe ga je naar het centrum?
Ik ga met de fiets.
Ik ga met de bus.
Ik ga met de fiets of ik ga met de bus.

Slide 49 - Tekstslide

maar
Ik pas de broek.
De broek is te klein.

Ik pas de broek, maar de broek is te klein.

Slide 50 - Tekstslide

Ik draag een broek ...........ik draag een trui.
A
en
B
of
C
want
D
maar

Slide 51 - Quizvraag

Ik koop een jurk........ik koop een rok.
A
en
B
of
C
want
D
maar

Slide 52 - Quizvraag

Ik doe een muts op mijn hoofd......het is koud.
A
en
B
of
C
want
D
maar

Slide 53 - Quizvraag

Ik koop een trui...........de trui is te groot.
A
en
B
of
C
want
D
maar

Slide 54 - Quizvraag

Ik koop nieuwe kleren.......ik ga naar een feest.
A
en
B
of
C
want
D
maar

Slide 55 - Quizvraag

Ik heb vandaag les........ik ben ziek.
A
en
B
of
C
want
D
maar

Slide 56 - Quizvraag

Vragen?

Slide 57 - Open vraag

Wat ging goed en wat vind je nog moeilijk?

Slide 58 - Open vraag

Deel 2: lesprogramma vanaf 20:30
  1. Moeten we nog iets afmaken uit de eerste helft van de les?
  2.  Quiz over voegwoorden maar, dus, en, want, of (10 min)
  3. Spreek- en luisteropdracht over afspreken. (15 min)
  4. Nog tijd?
  5. In break-outrooms: 'lekker of niet lekker' + dialoog 3 (p.144) doen (15 min)
  6. Afsluiten: - Wat heb je geleerd? - Wat ging er goed en wat vind je nog moeilijk?

Slide 59 - Tekstslide


Wat vonden jullie van de les?

Slide 60 - Open vraag

Vervoeg het bijvoeglijk nw. Schrijf ook het lidwoord en het zelfstandig nw. op.

oma - boos

Slide 61 - Open vraag

Vervoeg het bijvoeglijk nw. Schrijf ook het lidwoord en het zelfstandig nw. op.

jongen - lief

Slide 62 - Open vraag

Vervoeg het bijvoeglijk nw. Schrijf ook het lidwoord en het zelfstandig nw. op.

tafel - hout

Slide 63 - Open vraag

Spreken en luisteren
Herhalen lesstof: 
Jullie gaan opdracht 5 doen (p.139): 
break-outrooms in 3-tallen. (10 min)

Slide 64 - Tekstslide

Luister en kijk naar het nieuws
Opdracht: Welke onderwerpen zijn er in het nieuws?
  • Ik stop de video na 37 seconden.
  • Schrijf de onderwerpen even op voor jezelf. 
  • Zet je antwoorden in de chat. Je stuurt ze pas op mijn teken!

Slide 65 - Tekstslide