NaSk hs2 Water les 4

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

H2.3 Fasen en moleculen

Wat leren we vandaag?

huiswerk controle

uitleg Faseovergangen (herhalen) en  Smeltpunt en kookpunt 

opdrachten maken 53 t/m 69

evaluatie

Leerdoelen

ik kan opnoemen welke eigenschappen veranderen als de temperatuur verandert

Ik kan de verschillende fasen en faseovergangen opnoemen

ik kan het smeltpunt en kookpunt aangeven in een diagram

ik kan graden Celsius en Kelvin omrekenen

Moleculen en fasen

Alle moleculen van 1 stof zijn hetzelfde

Moleculen trekken elkaar aan

Alle moleculen bewegen. Hoe warmer hoe sneller

6 Faseovergangen

verdampen & condenseren

smelten & stollen

vervluchtigen & rijpen

Faseovergangen

(neem dit over in je schrift)

Faseovergangen

1. Sublimeren
2. Rijpen
3. Verdampen
4. Condenseren
5. Stollen/bevriezen
6. Smelten

vervluchtigen en rijpen

Smelten, stollen, verdampen en condenseren zie je bijna elke dag wel een keer. 

Lastiger zijn de overgangen tussen de fases gas (bijvoorbeeld waterdamp)  en vast.

Deze faseovergangen slaan de vloeibare fase over!  

Ze heten rijpen en vervluchtigen.

Sleep de fase en faseovergang naar de juiste plek.

Smelten

Stollen

Condenseren

Vervluchtigen

Rijpen

Verdampen

gas

vloeistof

vaste stof

Sleep de juiste faseovergang naar de juiste plek.

a. Welke faseovergang vindt plaats van 1 naar 2?

b. Welke faseovergang vindt plaats van 2 naar 3?

c. Welke faseovergang vindt plaats van 3 naar 4?

d. Welke faseovergang vindt plaats van 4 naar 1?

Smelten

condenseren

verdampen

stollen

Nieuwe theorie (HS 2 § 2 boek, p66-67)

Smelten en koken

• Bij steeds meer opwarmen gaat een vaste stof smelten (bij de temperatuur die we het smelpunt noemen) 
• Bij nog meer opwarmen uiteindelijk koken  en verdampen (bij de temperatuur die het kookpunt heet). 
• Aan het smelt- en kookpunt kun je een stof herkennen!

• van vast naar vloeibaar = smelten

• van vloeibaar naar gas = verdampen

Deze heb ik even aangepast, want dan is het een inleiding voor de vraag die hierna komt. En ik moest "kookpunt" & "smeltpunt" nog introduceren.

Smelt- en kookpunt zijn stofeigenschappen:

Je kunt er een stof aan herkennen

Een stof bevriest bij 273 K.
Welke stof is dit?

1. alcohol
2. ijzer
3. water
4. methaan

Kan water verdampen bij kamertemperatuur?
Eerst nadenken!!

1. nee natuurlijk niet
2. ja natuurlijk wel

Bestaat er vloeibaar water bij een
temperatuur van 150 graden Celcius?
Leg uit.

Gebruik tabel 1 op blz 79
Welke stof smelt bij 660 graden C?
Welke fase heeft deze stof bij 670 graden C?

1. aluminium, vast
2. ijzer, vloeibaar
3. aluminium, vloeibaar
4. ijzer, vast

	smeltpunt (K)	kookpunt (K)	fase (bij 298 K **)
zwavelzuur	284	603
stikstof	63	77
kwik	234		vloeibaar
ijzer	1811	3023

Sleep de fase of temperatuur naar de goede plek

298 K = kamertemperatuur

vast

630

vloeibaar

gas

273

100

Hier was wat raars aan de hand technisch. Het sleepdoel met rode rand stond in de editor (rechts) anders dan in de tabel (links). Links is wat de leerlingen merken. 

Gevolg was dat 1 fase niet op zijn plek kon vallen. 

Na wat veranderingen in de tabel gaat het opeens wel goed... 

Opdracht

Wat: maak opdracht 53 tm 69 van H2.3

Hoe: zelfstandig en rustig

Tijd: deze les, niet af is huiswerk

Klaar: lees het volgende stukje van H2.3 en 

             maak de vragen 70 t/m 77

Omschrijf wat je vandaag hebt geleerd.

Wat hebben we al geleerd?

• de fasen en faseovergangen 
• Smeltpunt van ijs; 0 graden Celcius
• Kookpunt van water: 100 graden Celcius
• Er bestaat geen temperatuur lager dan -273 graden Celcius  ( 0 Kelvin =absoluut nulpunt)
• elke zuivere stof heeft zijn eigen smelt- en kookpunt!
• Smelten en koken zijn faseovergangen

Hoe verder?

De volgende les gaan we zelf thermometers ijken

Je maakt hiervan een verslag voor een cijfer

Voorbereiden (zie Magister)

* hoe maak je een verslag (boek 1B §14 helemaal achterin)

* proef 1 (87/88) goed doorlezen

De les daarna gaan we huiswerk bespreken & verder met theorie uit §4.

Einde