Afsluiting V6 Quiz
1 / 38
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
We beginnen makkelijk... hoeveel periodes zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20
Slide 2 - Quizvraag
En hoeveel tijdvakken zijn er in onze indeling van de geschiedenis?
A
5
B
10
C
15
D
20
Slide 3 - Quizvraag
Welk tijdvak zien we hier?
A
De tijd van steden en staten
B
De tijd van pruiken en revoluties
C
De tijd van monniken en ridders
D
De tijd van ontdekkers en hervormers
Slide 4 - Quizvraag
Wat houdt de Renaissance in?
A
Een periode van het nieuwe wetenschap.
B
Een herinteresse voor de prehistorie.
C
Een herinteresse voor de klassieke oudheid.
D
Een periode van vele oorlogen.
Slide 5 - Quizvraag
Luther en Calvijn wilden beiden de christelijke kerk veranderen (hervormen). Waar stoorden ze zich het meest aan?
A
Rijkdom van de kerk.
B
Geestelijken hielden zich niet aan de regels (niet trouwen etc.)
C
Fouten in de Bijbel.
D
Aflaathandel.
Slide 6 - Quizvraag
Hieronder staan twee stellingen. Welke is/zijn juist?
A Door de landbouw konden meer mensen worden gevoed.
B Dorpen groeiden uit tot steden doordat de landbouw op de vruchtbare rivieroevers minder opleverde.
A Door de landbouw konden meer mensen worden gevoed.
B Dorpen groeiden uit tot steden doordat de landbouw op de vruchtbare rivieroevers minder opleverde.
A
Alleen stelling A
B
Alleen stelling B
C
Stelling A en B
D
Geen van beide
Slide 7 - Quizvraag
Maak het volgende Kenmerkend Aspect af: De ontwikkeling van ... en ... in de Griekse stadstaat
A
bouwkunst en politiek
B
wetenschap en politiek
C
cultuur en democratie
D
wetenschap en cultuur
Slide 8 - Quizvraag
Tijdens WO1 had Rusland een ander probleem: de Russische revolutie. Wie had de macht in Rusland vóór de revolutie?
A
De bureaucratie en de tsaar.
B
De bureaucratie en de boeren.
C
De tsaar en de boeren.
D
De bureaucratie en de adel.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Welke stad profiteerde als eerste van de jaarmarkten in Frankrijk
Slide 11 - Open vraag
Via welk document werd het meenemen van goud en zilver door handelaren overbodig?
Slide 12 - Open vraag
Hoe heet de confrontatie tussen de Franse adel en de Vlaamse steden
Slide 13 - Open vraag
De beeldenstorm vond plaats in
A
1572
B
1566
C
1567
D
1568
Slide 14 - Quizvraag
In de Pacificatie van Gent werd gerealiseerd dat
A
er godsdienstvrijheid was in de gewesten
B
in de gewesten Holland en Zeeland het RK geloof werd verboden
C
Willem van Oranje op een zijspoor werd gezet
D
In de landgewesten het RK geloof het heersende geloof was
Slide 15 - Quizvraag
De moedernegotie
A
was de handel in bulkgoederen uit Azië
B
betrof de handel in luxeartikelen
C
komt voort uit de zwakke feodale traditie
D
vormde de basis voor de stapelmarkt
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Hoe noemen we de overeenkomst tussen vorst en volk volgens Rousseau en Locke?
Slide 18 - Open vraag
Welke filosoof was van mening dat de mens zijn eigen belangen dient na te streven?
Slide 19 - Open vraag
De Franse revolutie
A
begon in 1791
B
kwam voort uit hongersnood
C
brak uit als gevolg van het begrotingstekort onder Lodewijk XIV
D
rekende direct af met de monarchie
Slide 20 - Quizvraag
'burger Capet'
A
leidde Frankrijk vóór Robespierre
B
was de eerste Girondijnse leider van de revolutie
C
werd onthoofd in 1793
D
stelde de wet 'Le Chapelier' op
Slide 21 - Quizvraag
Het congres van Wenen:
A
was gericht op het bevorderen van stabiliteit en veiligheid
B
leidde tot het Revolutiejaar in 1848
C
was een overwinning voor de liberalen
D
wilde van de Restauratie niets weten
Slide 22 - Quizvraag
Socialisten
A
zijn voor een constitutionele monarchie
B
identificeerden zich met de Jacobijnen
C
zijn voorstander van het samenspel tussen geloof en politiek
D
vonden in de Russische Marx hun grote denker
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Het gedachtengoed van wie vormde de basis voor de Chinese cultuur tot in de 19e eeuw?
A
Karl Marx
B
Mao Zedong
C
Josef Stalin
D
Confucius
Slide 25 - Quizvraag
De handel in welk product vormde de basis voor conflicten tussen China en Europese staten?
Slide 26 - Open vraag
Welke uitspraak past het beste bij de Nian-opstand?
A
Speelde zich vooral af in het zuiden van China.
B
Wilde een einde maken aan de Qing-dynastie.
C
Werd veroorzaakt door hongerige boeren.
D
Deze opstandelingen werden 'boksers' genoemd.
Slide 27 - Quizvraag
Welke opstand werd door Cixi gesteund in 1900
A
Zelfversterkingsbeweging
B
Bokseropstand
C
Nian-opstand
D
Taiping-opstnad
Slide 28 - Quizvraag
Waartegen protesteerde de 4 mei beweging?
A
Verdrag van Versailles
B
Ongelijke verdragen
C
Nationalisme
D
Keizerlijke familie
Slide 29 - Quizvraag
Wie was de laatste Chinese keizer?
A
Cixi
B
Chiang Kai-Shek
C
Sun-Yat Sen
D
Puyi
Slide 30 - Quizvraag
Hoe noemen we het programma van Mao om de economie in korte tijd sterk te stimuleren
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
Hoe noemen we de legende dat het Duitse leger niet aan het front was verslagen maar door opstanden in binnenland?
Slide 33 - Open vraag
De republiek van Weimar duurde van
A
1933 - 1945
B
1919 - 1929
C
1919 - 1933
D
1918 - 1939
Slide 34 - Quizvraag
Het Dawesplan
A
was een reactie op de Spartacus opstand
B
werd door Hitler afgewezen
C
betekende het verergeren van de crisis na de beurskrach
D
betekende voor Duitsland een verdieping van de crisis
Slide 35 - Quizvraag
Hoe noemen we de vluchtelingen die na WO 2 naar Duitsland moesten vluchtten?
Slide 36 - Open vraag
Welke term of naam past niet in het geheel
A
Neurenberger Wetten
B
Conferentie van München
C
Rijkscultuurkamer
D
Goebbels
Slide 37 - Quizvraag
Wat hoort er niet bij?
A
Bresnjev-doctrine
B
Hongaarse Opstand
C
Praagse lente
D
Glasnost
