Herhaling 3.1-3.4 les 2

Leerdoelen
- Je weet welk beleid / trend de ruimtelijke verdeling van bewoners veroorzaakt heeft en kent hier de juiste begrippen bij.
- Je kunt wijken herkennen en uitleggen waarom die wel of niet aantrekkelijk zijn.
- Je hebt tijd gehad om aan opdrachten te werken onder begeleiding.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
- Je weet welk beleid / trend de ruimtelijke verdeling van bewoners veroorzaakt heeft en kent hier de juiste begrippen bij.
- Je kunt wijken herkennen en uitleggen waarom die wel of niet aantrekkelijk zijn.
- Je hebt tijd gehad om aan opdrachten te werken onder begeleiding.

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Klassikaal: maak aantekeningen tijdens de uitleg & beantwoord tussendoor kennisvragen in Lessonup.
- Zelfstandig aan de slag -> welke paragrafen heb je onvoldoende opdrachten van geoefend? Waar ligt je uitdaging?

Slide 2 - Tekstslide


A
Hier zie je: sociale ongelijkheid
B
Hier zie je: regionale ongelijkheid

Slide 3 - Quizvraag

Segregatie komt vaak is een vorm van
A
Sociale ongelijkheid
B
Ruimtelijke ongelijkheid

Slide 4 - Quizvraag

Welke twee soorten segregatie kennen we?

Slide 5 - Open vraag

De inkomensverdeling van de inwoners van de stad is belangrijk voor de economie van de stad.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welke type wijk is meest aantrekkelijk voor herstructurering?
A
19e eeuwse arbeiderswijk, dichtbij centrum
B
jaren 30-wijk, grote oude huizen, verder van centrum
C
naoorlogse wijk met portiekflats
D
wijk met huizen van rond 1980, vaak hofjes

Slide 10 - Quizvraag

Portiekflats: naoorlogs, snelle woningbouw, kwaliteit minder.
Ruime flats, vaak sociale huur.
Trekt vaak mensen van lagere sociale klasse.
Niet erg geliefd: wijk soms verloederd, weinig groen in de wijk.
19e eeuwse arbeiderswijk
boven- en benedenwoning of eenvoudige huisjes
Geliefd: dicht bij centrum en voorzieningen
Jaren 80 wijk: betere kwaliteit huizen, woonerven
Geliefd: betaalbaar, geschikt voor gezinnen.
Jaren 30 woningen: ruime woningen, soms nog met "authentieke details".
Geliefd: grote huizen, niet al te ver van centrum, ruime wijken met groen.

Slide 11 - Sleepvraag

19e eeuwse arbeiderswijk
boven- en benedenwoning of eenvoudige huisjes
Geliefd: dicht bij centrum en voorzieningen
Jaren 30 woningen: ruime woningen, soms nog met "authentieke details".
Geliefd: grote huizen, niet al te ver van centrum, ruime wijken met groen.
Portiekflats: naoorlogs, snelle woningbouw, kwaliteit minder.
Ruime flats, vaak sociale huur.
Trekt vaak mensen van lagere sociale klasse.
Niet erg geliefd: wijk soms verloederd, weinig groen in de wijk.
Jaren 80 wijk: betere kwaliteit huizen, woonerven
Geliefd: betaalbaar, geschikt voor gezinnen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Gentrification
Het proces waarbij bewoners in de laag sociaaleconomische klasse worden vervangen door bewoners uit een hogere sociaaleconomische klasse.

Dit kan spontaan ontstaan of gestuurd door herstructurering.

Slide 14 - Tekstslide

In welk type wijk verwacht je dat gentrification spontaan ontstaat?
A
19e eeuwse arbeiderswijk, dichtbij centrum
B
jaren 30-wijk, grote oude huizen, verder van centrum
C
naoorlogse wijk met portiekflats
D
wijk met huizen van rond 1980, vaak hofjes

Slide 15 - Quizvraag

VINEX-wijken
-> wat was het ookal weer?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

VINEX-wijken -> wat was het ookal weer?
Vinex-wijken (vierde Nota Ruimtelijke Ordening extra)
  • aan de rand van steden in de Randstad
  • inwoners profiteren van de grote stad dichtbij (zoveel mogelijk met OV, niet in files zoals die ontstonden tussen groeikernen en steden met werk)
  • ruim opgezet - voor gezinnen, vaak autochtoon

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Ga terug langs de paragrafen. Van welke heb je weinig/geen opdrachten gemaakt?
Optie 1. Haal gemiste / nog niet gemaakte opdrachten in (beter worden in toepassen van de kennis)
Optie 2. Maak van iedere paragraaf de hoofdvraag om zo te checken of je de kern begrepen hebt (is meer op kennisniveau, nog niet op toepassingsniveau)

Slide 19 - Tekstslide