Naar school met Jet en Jan.....Les 3

            Naar school met Jet en Jan.                              les 3  
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

            Naar school met Jet en Jan.                              les 3  

Slide 1 - Tekstslide

In de vorige les hebben de leerlingen geleerd dat 's ochtends opstaan in 1910 er heel anders aan toe ging dan nu. 
Maar hoe zit dat met naar school gaan? 

Slide 2 - Tekstslide

Klik op de foto van de klas.

Wat valt je op aan de foto? Wat zijn de verschillen met het klaslokaal van toen en nu?  
Heel lang is er weinig veranderd op school. Een school van 100 of 50 jaar geleden leken erg op elkaar.

Slide 3 - Video

Bekijk samen het filmpje.
In het filmpje wordt gesproken over een klas van 50 jaar geleden. Dit is zeer  vergelijkbaar met de klas 100 jaar geleden.

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

           Hoe was het in de klas van vroeger?
Draai de spinner.

Steek je hand omhoog als je het eens bent met de stelling.

Slide 5 - Tekstslide

Zoals de leerlingen in het filmpje hebben kunnen zien, waren in 1910 veel dingen anders op school.  

Laat de leerlingen achter zijn/haar bureau staan met de handen op de rug. 
Zo moesten leerlingen vroeger gaan staan als ze van de juf of meester een antwoord mochten geven.
Maar wat klopt precies wel of niet?   

- Draai de spinner. 

De leerlingen lezen de stelling. Wie denkt dat de stelling klopt, steekt één hand in de lucht. Wie denkt dat de stelling niet klopt, houdt de handen achter de rug. 
Heb je het antwoord fout? Dan moet je gaan zitten. Welke leerling blijft als langste staan? 

Dit zijn de juiste antwoorden:
  • Leerlingen schreven vroeger met potlood op papier (nee, met lei op een griffel, of later met pen en inkt
  • Vroeger moest je altijd met je rechterhand schrijven (ja
  • Jongens hadden vroeger vaker gymles dan meisjes ( ja, vroeger kregen meisjes andere lessen dan jongens, zoals breien en naaien) 
  • Leerlingen moesten vroeger 7 dagen per week naar school (nee, 6 dagen)  
  • Als je vroeger straf had moest je met papieren ezelsoren op je hoofd in de hoek gaan staan ( ja
  • Als de juf of meester de klas binnenkwam moesten alle kinderen gaan staan ( ja)  
  • Jongens en meisjes mochten zelf weten waar ze in de klas gingen zitten. (nee, jongens en meisjes zaten apart) 
  • Als straf mocht de juf of meester je een tik geven met een liniaal. ( ja
  • Vroeger dronken ze als tienuurtje een glas melk. (Nee, Ze kregen niks te eten en te drinken om 10 uur) 
           Een of oneens?
eens
oneens
Er moeten weer lessen apart voor jongens en meisjes zijn.
Leerlingen zouden meer les moeten krijgen en dus vaker naar school.
Als de juf of meester binnenkomt moeten leerlingen gaan staan.
Elke dag zouden we van school iets te eten en te drinken moeten krijgen.
We zouden weer meer les moeten krijgen in dingen zoals timmeren en breien.

Slide 6 - Sleepvraag

Maar wat vinden de leerlingen zelf van de regels van vroeger?
Bespreek de volgende regels met de leerlingen? Zijn ze er mee eens of oneens?
Er is geen goed of fout.
  • bespreek de stelling 
  • schuif de stelling naar het vak eens of oneens
             Wat hoort bij elkaar?
schrijven
rekenen
lezen
schooltas

Slide 7 - Sleepvraag

In de tijd van Jet en Jan waren niet alleen de regels in het klaslokaal anders, maar er werd ook op een andere manier geleerd.  

  • Sleep het plaatje met het voorwerp van vroeger (onderste rij) in het juiste vak van de bovenste rij.


           Leren lezen in de klas.
Teun
vuur
mies
Gijs
schapen
Teun
vuur
Gijs
Mies
schapen

Slide 8 - Tekstslide

Het allerbekendste lesvoorbeeld van vroeger is de leesplaat van aap-noot-mies. Eerst keek de klas samen naar de grote plaat waar je van alles op kunt zien.

- klik nu op de cirkel in het midden dan verschijnt de leesplank. 
Daarna leerde de klas de woorden van het leesplankje, die je ook op de plaat kon zien. Op die manier leerden de kinderen lezen. 
-Klik nogmaals op de cirkel dan verdwijnt het plaatje weer.

Kunnen de leerlingen de 5 plaatjes van de cirkels (rechts) terugvinden op de plaat?
Begin bij schapen.
- Wanneer je klikt op een cirkels, wordt het juiste plaatje op de plaat wat groter. Klik nog een keer om het te laten verdwijnen.
- Je kan daarna de cirkels naar de juiste plek slepen.

 
        Opdracht: Maak een leesplaat van nu.
-Opdracht:

- Schrijf 5 woorden op die je pas geleerd hebt. 
  Zorg dat niemand jouw woorden ziet.
- Maak een tekening waar deze woorden op te zien
   zijn. Maak er 1 tekening van, net zoals bij de 
   leesplaat van vroeger.
- Kleur je tekening in.

Iedereen klaar?
- Leg de tekeningen bij elkaar. Kunnen jullie alle
   woorden raden die zijn gebruikt?

Slide 9 - Tekstslide

Laat de leerlingen een leesplaat van nu maken.
  • Elke leerling schrijft 5 woorden op een papiertje. Dit zijn typische woorden van nu van voorwerpen die we nu gebruiken. Het kunnen ook woorden zij die ze onlangs hebben geleerd. 
  • Maak nu een tekening waarin die opgeschreven zaken voorkomen. Een tekening zoals de vertelplaat van vroeger maar dan van een situatie van nu.  
  • NB: Je kunt de leerlingen hierbij ook laten samenwerken. Een leerling kan dan een vertelplaat maken en de andere leerling het leesplankje dat erbij hoort.
Nog niet af?
De tekening van de vertelplaat kan ook na het museumbezoek verder afgemaakt worden.
            Naar museum Flehite                                         les 3  

Slide 10 - Tekstslide

Tot slot vertel je de leerlingen dat ze binnenkort naar Museum Flehite gaan.

Daar zullen ze veel spullen uit de tijd van Jet en Jan zien en kunnen ze ook beleven hoe het was om in 1910 te leven.