Rekenen les Gewicht

Rekenen in de keuken


Gemaakt door docent; Suzan Demirel
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Rekenen in de keuken


Gemaakt door docent; Suzan Demirel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les 
  1. We herhalen de theorie  betekenis van woorden 
  2. Je kunt de eenheden van gewicht omrekenen 
  3. Je kunt schatten hoeveel geld je nodig hebt voor ingrediënten en deze controleren in de supermarkt 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie betekenis van woorden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = g
doosje aardbeien
kruiden en specerijen
vleeswaren
keukenweegschaal
groente

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KILOGRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = kg
zak appels
personen
vlees
personenweegschaal
gewichtheffen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoudsmaten omrekenen
De standaard gewichtsmaat is de gram. De andere eenheden zijn daarvan afgeleid met de voorvoegsels die je al leerde in de les over lengtematen:

kilogram - hectogram - decigram - gram decigram - centigram - milligram

Tussen elke eenheid maak je een stapje van factor 10.
We gebruiken meestal alleen de gekleurde eenheden.

Slide 6 - Tekstslide

Als de voorvoegsels nog helemaal niet bekend zijn, bekijk dan de les over lengtematen.
We gaan nu oefenen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de afkorting van kilogram?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de afkorting van gram?
A
g
B
gr
C
gram
D
kilo

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 kilogram is hoeveel gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel weegt ongeveer een paperclip?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
1 dg
B
0,1 g
C
0,1 cg
D
1 hg

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke eenheden worden het meest gebruikt?
A
Kilogram, gram, milligram
B
Hectogram, gram, centigram
C
Decigram, gram, centigram
D
Kilogram, gram, centigram

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weegt ongeveer 1 kilogram?
A
Een boek
B
Een nootje
C
Een appel
D
Een paperclip

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gewichtsmaten 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk gewicht hoort bij welk product?
1 kilo
1 gram
200 gram
1000 kg

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weegt 1 kg?
A
1,5 liter cola
B
pak suiker
C
koffiepads
D
zak chips

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel kilogram is 1000 gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een keuken weegschaal?
A
Als ik wil weten hoe zwaar ik ben.
B
Als ik wil weten hoeveel melk ik nodig heb voor pannenkoeken.
C
Als ik wil weten hoeveel gram meel ik nodig heb voor taart
D
Als ik wil weten hoe zwaar mijn koffer is.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort weegschaal is dit?
Kies twee antwoorden.
A
keukenweegschaal
B
digitale weegschaal
C
personenweegschaal
D
analoge weegschaal

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft deze weegschaal aan?
A
112 kg
B
11,2 kg
C
112 g
D
11,2 g

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6000gram
60 gram
600 gram
6 gram
6 kg
0,6 hg
0,6 kg
0,6 dag

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft deze weegschaal aan?
A
70 kg
B
80 kg
C
75 kg
D
76 kg

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zwaarst?
A
1 kg appels
B
1000 g sinaasappels
C
2 kg limoenen
D
1 kg suiker

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel wegen de pakjes champignons samen?
(Meer antwoorden zijn mogelijk)
A
1000 g
B
1 kg
C
500 g
D
250 g

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen in de praktijk 
Zandkoekjes maken en bakken! 


















Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de ingrediënten voor zandkoekjes?
A
Bloem, eieren, melk, zout, boter en olijfolie
B
1 pak meel voor pannenkoeken, yoghurt eieren, zout, boter en olijfolie
C
Poedersuiker, boter, Zeeuwse bloem, ei, zout, citroenrasp
D
Ik weet het niet, ik heb het nog nooit gemaakt

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies