bespreking Plato H13e

bespreking Plato H13e
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Klassieke TalenMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo lwooLeerroute VLLeerjaar 6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

bespreking Plato H13e

Slide 1 - Tekstslide

buiten de grot

Slide 2 - Woordweb

vragen vooraf
r.1 t/m 4

Slide 3 - Tekstslide

r.1 αὐτὸ τὸ φῶς
A
hetzelfde licht
B
dit licht
C
het licht zelf
D
het licht

Slide 4 - Quizvraag

r.1 ἀναγκάζοι - wat is NIET waar?
A
τις is hier het onderwerp
B
optativus potentialis
C
aoristus
D
werkwoord in bijzin

Slide 5 - Quizvraag

r.2 τὰ ὄμματα - accusativus respectus (ogen)
Hoe vertaal je dat in combinatie met de infinitivus ἀλγεῖν (pijn hebben)

Slide 6 - Open vraag

r.2 ἀποστρεφόμενον - over wie gaat dit participium?
A
Plato
B
degene die iemand losmaakt
C
de mensen in de grot
D
degene die is losgemaakt

Slide 7 - Quizvraag

r.4 σαφέστερα - welke vorm?
A
comparativus
B
superlativus

Slide 8 - Quizvraag

Streeptekst

Slide 9 - Tekstslide

vragen na het vertalen
r.1 t/m 4

Slide 10 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met ἐκεῖνα r.3?
A
de schaduwen
B
de dingen die langs gedragen werden
C
de dingen buiten de grot
D
de wekelijkheid

Slide 11 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met ταῦτα r.3?

Slide 12 - Open vraag

Οὕτως, ἔφη.
'Zo is het', zei hij 

Slide 13 - Tekstslide

Wie is de 'hij' waar Sokrates mee spreekt?
A
Plato
B
Erymanthos
C
Glauco
D
Diotima

Slide 14 - Quizvraag

vragen vooraf
r.6 t/m 11

Slide 15 - Tekstslide

τραχείας en ἀνάντους congrueren met
τῆς ἀναβάσεως (r.6-7)


A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wie is (nog steeds) het onderwerp van ἀνείη (r.7)

Slide 17 - Open vraag

Een indicativus (hier infinitivus ὀδυνᾶσθαί + ἀγανακτεῖν ) + ἂν geeft een
A
potentialis
B
generalis
C
futuralis
D
irrealis

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor vorm is ἑλκόμενον (r.9)?
A
comparativus
B
participium praesens
C
bijwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent ἓν (r.10)?
A
in
B
in, bij, op
C
één
D
wat betreft

Slide 20 - Quizvraag

τῶν νῦν λεγομένων ἀληθῶν (r.10-11) - participium + lidwoord = zelfstandig gebruikt
[noemen / nu / waarheid] : hoe vertaal je dit?

Slide 21 - Open vraag

streeptekst

Slide 22 - Tekstslide

vragen achteraf
r.6 t/m 11

Slide 23 - Tekstslide

Wat geeft βίᾳ r.6 aan?
A
dat de gevangenen niet vrijwillig gaan
B
dat de gevangenen heel sterk zijn
C
dat de gevangenen niet goed luisteren
D
dat de gevangenen van niets weten

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord uit r.1 t/m 4 wordt in het tweede deel herhaald met ὀδυνᾶσθαί (r.8)?
A
βλέπειν
B
ἀλγεῖν
C
φεύγειν
D
καθορᾶν

Slide 25 - Quizvraag

Wat geeft Sokrates in r.9-10 als reden waarom iemand niets kan zien?

Slide 26 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met τῶν νῦν λεγομένων ἀληθῶν (r.10-11)?

A
de schaduwen
B
de voorwerpen in de grot
C
de mensen in de grot
D
de dingen buiten de grot

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video