Lees bron 2 op bladzijde 88 (GS compact) en maak vraag 4,5,6
Een Afrikaanse jongen, Equinaio, werd in de tweede helft van de achttiende eeuw ontvoerd uit zijn dorp. Hij werd naar een slavenschip gebracht, gebrandmerkt, en naar West-Indië (Amerika) vervoerd. Hij had geluk: op zijn eenentwintigste werd hij vrijgelaten. Hij vertrok naar Engeland en werd een voorvechter van het abolitionisme. Over zijn gevangenneming schrijft hij: Mijn schreeuwen had slechts tot gevolg dat zij mij de mond snoerden en mij nog steviger vastbonden, en toen stopten zij mij in een grote zak. Zij snoerden ook mijn zusters mond en bonden haar handen en op deze manier gingen wij verder [...]. De enige troost die wij hadden, was dat wij de hele nacht in elkaars armen lagen en elkaar met onze tranen wasten. Maar helaas! Wij werden spoedig beroofd van zelfs die kleine troost om samen te huilen. De volgende dag bleek een dag van groter verdriet dan ik tot nu toe had meegemaakt, want toen werden mijn zuster en ik gescheiden terwijl we nog in elkaars armen lagen.