Herhaling H1

H1 - ARM & RIJK 
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H1 - ARM & RIJK 

Slide 1 - Tekstslide

§2 Leerdoelen 

  • Je kunt kenmerken noemen waarmee je werlvaart kunt meten 
  • Je kunt beoordelen welke kemerken belangrijk zijn om welvaart mee te meten. 

Slide 2 - Tekstslide

Welvaart 
De economische welvaart van een gebied en zijn bewoners.

Manieren om welvaart te meten:
  • Inkomen 
  • Koopkracht 
  • Gebruiksgedoeren 

Slide 3 - Tekstslide

Inkomen 
Inkomen is het geld dat iemand verdient door arbeid, een onderneming of vermogen. 

Wanneer je naar een land kijkt, gebruik je het BBP, dit is de waarde van alle geproduceerde goederen in een land. 
Het BPP is een gemiddelde, het laat dus geen onderlinge verschillen zien. 

Slide 4 - Tekstslide

Koopkracht 


Inkomen, omgerekend naar de heoveelheid goederen en diensten die je ervoor kunt kopen.

Slide 5 - Tekstslide

Gebruiksgoederen 
Goederen die tijdens het gebruik niet meteen opgaan, maar jaren mee kunnen 

Je kunt bijvoorbeeld kijken hoeveel telefoons inwoners bezitten. 

Slide 6 - Tekstslide

Armoede grens 
Het inkomen dat iemand minimaal nodig heeft om te kunnen leven, dus voor een huis, eten en kleding. 

Elk land heeft zijn eigen nationale armoede grens, voor Nederland ligt dit rond de 30-, euro. 

Slide 7 - Tekstslide

§3 Leerdoelen 
  • Je kunt beschrijven hoe je amre en rijke wijken in Nederland kunt herkennen
  • Je kunt verklaren waarom sommige wijken welvarender zijn dan andere 
  • Je kunt beschijrven hoe de welvaart in een wijk verhoogd kan worden. 

Slide 8 - Tekstslide

Verschillen in wijken 
Om vast te stellen of je met een arme of rijke wijk te maken hebt, kun je kijken naar de volgende zaken:
  • Soort woningen 
  • Bebouwingsdichtheid; hoe meer ruimte tussen de huizen, hoe rijker de wijk vaak is. 
  • Straten en verkeer 
  • Recreatie 
  • Diensten (soorten winkels) 

Slide 9 - Tekstslide

Oorzaken van verschillen 


Vaak wonen mensen van dezelfde bevolkingssamenstelling in de wijk. De mensen hebben dezelfde leeftijd, inkomsten, gezinssamenstelling en afkomst. 

Slide 10 - Tekstslide

Welvaart verhogen 
Stadsvernieuwing: Het opknappen van verouderde wijken door de overheid om wijken veiliger, gezelliger schoner en gezonder te maken. Er zijn twee manieren om de stad te vernieuwen:
  • Sanering: Stadsvernieuwing door woningen te slopen en te vervangen door nieuwbouw
  • Renovatie: Stadsvernieuwing door woningen op te knappen. 

Slide 11 - Tekstslide

§5 Leerdoelen 
  • Je kunt de kenmerken benoemen waarmee je welzijn kunt meten 
  • Je kunt beoordelen welke kenmerken belangrijk zijn om welzijn mee te meten 

Slide 12 - Tekstslide

Kwaliteit van leven 


De mate waarin in mensen een goede kwaliteit van leven hebben noem je welzijn. 

Slide 13 - Tekstslide

Welzijn meten 
Wl zijn kun je op verschillende manieren meten:
  • Levensverwachting 
  • De voedselzekerheid 
  • Het onderwijs 

Slide 14 - Tekstslide

Human Development Index (HDI)
De HDI is samengesteld door de Verenigde Naties.

Het is het kenmerken van welzijn, samengesteld uit levensverwachting, onderwijs en inkomen 

Slide 15 - Tekstslide

HDI Top 10

Slide 16 - Tekstslide

Welvaartziekten 
Dat een land welvarend is, is niet alleen maar postief.

In sommige welvarende landen komen welvaartzieken voor. Welvaartziekte is een ziekte die samenhangt met een hoger inkomen en luxere levenstijl, bijvoorbeeld suikerziekte. 

Slide 17 - Tekstslide

§6 Leerdoelen 


  • Je kunt arme en rijkere gebieden onderscheiden 
  • Je kunt op meerdere schaalniveaus gebieden indelen in centrum, periferie en semiperiferie. 

Slide 18 - Tekstslide

Drie groepen landen 
Je kunt de wereld grofweg indelen in drie soorten landen:

  • Centrum (Rijk en ontwikkeld)
  • Semi - periferie (Landen die zich ontwikkelen naar centrum landen)
  • Perferie (Arme en onontwikkelde landen) 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Schaalniveau = grootte van het gebied dat je bestudeert.
mondiaal
continentaal
fluviaal
nationaal
regionaal
lokaal
(schaalgetal geeft aan hoe vaak de werkelijkheid op een kaart is verkleind)
inzoomen en uitzoomen = wisselen van schaalniveau

Slide 21 - Tekstslide

§7 Leerdoelen
  • Je kunt verschillende soorten kaarten herkennen.
  • Je kunt verschillende soorten kaarten, luchtfoto's en satellietbeelden lezen.
  • Je kunt met kaarten de welvaart en het welzijn van gebiede nbeschrijven en verklaren 

Slide 22 - Tekstslide

Soorten kaarten 
  • Overzichtskaart: Je hebt staatkundige en natuurlijke overzichtskaarten 
  • Thematische kaart 
  • Topografische kaart 

Slide 23 - Tekstslide

Staatkundig overzichtskaart
Natuurkundige overzichtskaart

Slide 24 - Tekstslide


Thematische kaart


Kaart die over één onderwerp (thema) gaat



Slide 25 - Tekstslide

Topografische kaart 

Topografische kaart: Een kaart die bedoeld om zo getrouw en volledig mogelijk de werkelijkheid weer te geven

wegen, gebouwen, akkers, rivieren, namen (toponiem)

Slide 26 - Tekstslide

§10 Leerdoelen 
  • Je kunt beschrijven welke rol Europese landen hebben gespeeld bij kolonialisme in de wereld
  • Je kunt beoordelen welke gevolgen kolonialisme heeft gehad voor de ontwikkeling van landen in de wereld 

Slide 27 - Tekstslide

Kolonialisme


Kolonialisme: in het bezit nemen (door Europese landen) van overzeese gebieden voor economisch of politiek voordeel

Slide 28 - Tekstslide

Kolonies

Slide 29 - Tekstslide

Nut van kolonies 
Veel kolonies werden gebruik om grondstoffen te winnen, bijvoorbeeld voor de industriële revolutie

Landen willen ook hun macht uitbreiden, door landen te veroveren. Dit moen wij imperialisme 

Slide 30 - Tekstslide

Gevolgen kolonialisme 


Door het kolonialimse zijn veel kolonies armer geworden. 
Er werden alleen maar grondstoffen uit het land gehaald, maar er werd niet geinversteerd, bijvoorbeeld in onderwijs. 

Slide 31 - Tekstslide

Dekolonistatie 
De ontwikkeling van koloniën naar naar zelfbestuur en onhafhankelijkheid.

Dit verliep vaak chaotisch, waardoor er oorlogen uitbraken. 

Slide 32 - Tekstslide

Het BNP gaat over..
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 33 - Quizvraag

Analfabetisme zegt iets over..
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 34 - Quizvraag

Artsendichtheid gaat over...
A
Welzijn
B
Welvaart

Slide 35 - Quizvraag

Een veilige woonomgeving hoort bij..
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 36 - Quizvraag

Dit is een :
A
plattegrond
B
thematische kaart

Slide 37 - Quizvraag


Tekst
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart

Slide 38 - Quizvraag

Vergelijk de HDI van
België met die
van DR Congo.
A
HDI in België is hoger dan in DR Congo
B
HDI in België is lager dan in DR Congo
C
HDI in België is even hoog als in DR Congo
D
HDI in Congo is hoger dan in België

Slide 39 - Quizvraag

Welke landen zijn rijk?
A
periferie
B
semi-periferie
C
centrum
D
centrum-periferie

Slide 40 - Quizvraag

Hoort dit gebied bij het centrum of bij de periferie van Turkije?
A
Centrum
B
Periferie

Slide 41 - Quizvraag

Hoe hoger de bebouwingsdichtheid hoe hoger de leefbaarheid van de wijk is
A
Goed
B
Fout

Slide 42 - Quizvraag

Welke vorm stadsvernieuwing?
A
Saneren
B
Renoveren
C
Vinex-wijk
D
Nieuwbouw

Slide 43 - Quizvraag

Levensverwachting gaat over..
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 44 - Quizvraag

Waar bestaat de Human Development index uit?
A
Basisbehoeften - BNP - Analfabetisme
B
Basisbehoeften - BNP per inwoner - Levensverwachting
C
Analfabetisme - BNP per inwoner - Levensverwachting
D
Analfabetisme - Basisbehoeften - Levensverwachting

Slide 45 - Quizvraag