2VWO - Grammatica - HST3

HST 3
  • Telwoorden (woordsoorten)
  • Bijvoeglijke bepaling (zinsdelen)

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

HST 3
  • Telwoorden (woordsoorten)
  • Bijvoeglijke bepaling (zinsdelen)

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten
Telwoorden: bepaald/onbepaald hoofdtelwoord/rangtelwoord

Slide 2 - Tekstslide


Hoeveel mensen staan er in de rij?
A
7
B
9
C
8
D
3

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveelste is de man met de pet aan de beurt?
A
eerste
B
tweede
C
derde
D
laatste

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveelste is de man met het rode boek aan de beurt?
A
tweede
B
derde
C
vierde
D
vijfde

Slide 5 - Quizvraag

grammatica woordsoorten
Telwoorden
  • hoofdtelwoorden (htw): geven een hoeveelheid aan
1, één, 8, acht, 35, vijfendertig, 1000, duizend

  • rangtelwoorden (rtw): geven een volgorde aan
eerste, 1e, tweede, 2e, 120e, honderdtwintigste 

Slide 6 - Tekstslide

welk telwoord is het?

eerste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 7 - Quizvraag

Het woord ZEVENDE is een:
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord
C
D

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdtelwoorden

Bepaalde hoofdtelwoorden



Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid

Voorbeeld

Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas

Slide 9 - Tekstslide

Onbepaalde hoofdtelwoorden
  • Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid

Voorbeeld

Veel, weinig, enkele


Slide 10 - Tekstslide

Rangtelwoorden

Bepaalde rangtelwoorden



Geeft een bekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Zevende, zesendertigste

Slide 11 - Tekstslide

Onbepaalde rangtelwoorden
  • Geeft een onbekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste

Slide 12 - Tekstslide

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
alle (woordsoort)
A
bepaald rangtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noem je
"tweede - tachtigste - honderdste"?
A
telwoord
B
rangtelwoord
C
voorzetsel
D
voegwoord

Slide 14 - Quizvraag

Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Benoem de telwoorden
De gemiddelde jaartemperatuur in De Bilt bedroeg in 2017 10,9 graden.
A
bep.hoofdtelw
B
onbep.hoofdtelw
C
bep.rangtelw
D
onbep.rangtelw

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn de twee telwoorden?
Van de twaalf kinderen heeft Jan de meeste eieren gevonden
A
kinderen / heeft
B
twaalf / jan
C
twaalf / eieren
D
twaalf / meeste

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor telwoord is het?
Jaap is bij de wedstrijd zeventiende geworden.
A
bep. hoofdtw
B
onbep. hoofdtw
C
bep. rangtw
D
onbep. rangtw

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor telwoord is het?
Klaas was als laatste klaar met zijn proefwerk.
A
bep. hoofdtw
B
onbep. hoofdtw
C
bep. rangtw
D
onbep. rangtw

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor telwoord is het?
Er zijn vannacht drie muizen ontsnapt in de dierenwinkel.
A
bep. hoofdtw
B
onbep. hoofdtw
C
bep. rangtw
D
onbep. rangtw

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor telwoord is het?
Vannacht hebben veel mensen vuurwerk afgestoken.
A
bep. hoofdtw
B
onbep. hoofdtw
C
bep. rangtw
D
onbep. rangtw

Slide 22 - Quizvraag

Zinsdelen
De bijvoeglijke bepaling

Slide 23 - Tekstslide

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling


Zinsdelen
Zinsdeelstuk

Slide 24 - Tekstslide

De bijvoeglijke bepaling (bvb)
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.


Slide 25 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
- Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
- Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen: welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

Voorbeeld
De slimme jongen \is \ lid \ geworden \ bij onze voetbalclub.
slimme = bijvoeglijke bepaling bij jongen (welke/wat voor + jongen?) 
onze = bijvoeglijke bepaling bij voetbalclub (welke/wat voor + voetbalclub?)

Slide 26 - Tekstslide

Tip: welk/wat voor + zelfst. nw.?
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 
Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

En ja! Het lijkt heel veel op een bijvoeglijk naamwoord als je de woordsoorten moet benoemen.

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeldzin bvb
Ze     /  speelt  /  het mooiste melodietje uit de musical.
ond    pv+wwg                               lv

  • Wat is het belangrijkste znw in het lijdend voorwerp?
  • Melodietje
  • Welk / wat voor + melodietje?
  • mooiste = bijvoeglijke bepaling bij melodietje
  • uit de musical = bijvoeglijke bepaling bij melodietje

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Wat is het belangrijkste woord (de kern) van het eerste zinsdeel van deze zin?
Mijn allerliefste broertje van drie jaar / heeft / vorige week / een mooi cadeau / gekregen.
A
Mijn
B
allerliefste
C
broertje
D
drie jaar

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bep.?
De Deense zwemster heeft gezwommen.
A
De Deense
B
Deense
C
Deense zwemster
D
De Deense zwemster

Slide 31 - Quizvraag