donderdag 17 juni

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

koel
(bijvoeglijk naamwoord (bvn)


  • 1.  als iets een beetje koud is/niet erg koud
  • werkwoord: koelen: koel/koud maken of houden
  • 2. je laat je niet gek maken/beheerst/koeltjes
  • zin: Het water in de zee is nogal koel.
  • zin: De docent reageerde koel op alle opmerkingen over haar nieuwe kapsel. 

Slide 2 - Tekstslide

de kwal
(zelfstandig naamwoord (znw)
  • een zacht, rond dier dat in zee leeft, het kan steken/jeuken
  • Leeft ook in de Noordzee
  • een kwallenbeet
  • kwal! soms ook een scheldwoord: vervelende jongen!
  • zin: De blauwe kwal in de zee kan steken met de tentakels die je niet ziet.
  • zin: Als je door een kwal gebeten/gestoken bent                                            kan dat flink pijn doen. 

Slide 3 - Tekstslide

het ongemak
(zelfstandig naamwoord (znw)
  • een situatie waar je last van hebt
  • bij lichamelijke gezondheid/ psychische gezondheid
  • bijv. nw. : ongemakkelijk: niet zo fijn voelen bij iets/door iets 
  • zin:  De hitte van vandaag geeft mij veel ongemak!
  • zin:  De irritatie tussen de leerlingen vind ik nogal ongemakkelijk.

Slide 4 - Tekstslide

de kwaal
(zelfstandig naamwoord (znw)
  • een ziekte die lang duurt of steeds terugkomt
  • lijden aan een kwaal
  • zin: De kwaal heb ik opgelopen door corona, ik hou last van mijn longen.
  • zin: Sommige mensen hebben last van allerlei kwaaltjes, ze zeuren er vaak over.

Slide 5 - Tekstslide

oplopen
(scheidbaar werkwoord (ww)
  • 1. ziek worden door iets
  • 2. naar boven gaan
  • werkwoord: ik loop .....op, ik liep .....op, ik heb....... opgelopen
  • zin: Door de zonnesteek heb ik vervelende hoofdpijn opgelopen.
  • zin: Door de kwallenbeet liep ik een nare jeukende plek op.
  • zin: Ik loop de berg op omdat ik het uitzicht wil zien.  

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de tegenstelling van
koel?
A
beetje koud
B
koud
C
warm
D
kil

Slide 7 - Quizvraag

Vul het woord in, kies uit: koud of koel
Landen aan de kust hebben een ...............klimaat maar Antartica is echt ..................!

Slide 8 - Open vraag

Als je wordt gebeten door een kwal dan voel je ...................
A
niks
B
een stekende pijn
C
jeuk

Slide 9 - Quizvraag

Een kwal is ................
A
een scheldwoord
B
een zacht, rond zeedier
C
een vis
D
een kikker

Slide 10 - Quizvraag

Bij het woord 'ongemak' en 'ongemakkelijk' voel je jezelf
A
prima
B
niet fijn
C
niet prettig
D
wel oké

Slide 11 - Quizvraag

Maak een zin met het woord
ongemak of ongemakkelijk

Slide 12 - Open vraag

Een kwaal is................
(er zijn meer goede antwoorden)
A
iets vervelends.
B
(lichamelijke) klacht waar mensen over kunnen zeuren.
C
iets waar je lang last van hebt.
D
iets gezelligs.

Slide 13 - Quizvraag

In welke voorbeeldzinnen gaat het over een kwaal/kwaaltjes/kwalen?
A
Ik heb plezier in veel dingen.
B
Mijn buurvrouw zeurt altijd over dingen waar zij last van heeft.
C
Dan heeft hij weer dit, dan weer dat!
D
Ik had gisteren last van hoofdpijn , vandaag van een zere keel en dat heb ik vast morgen ook.

Slide 14 - Quizvraag

Een ziekte kun je .........

Slide 15 - Open vraag

Noem twee betekenissen van
oplopen

Slide 16 - Open vraag