week 21 lesson 1: 7.1 past simple & possession

Welcome!
Today's class: Vocab 

Please open up a tab with lessonup & one with ReadTheory

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Today's class: Vocab 

Please open up a tab with lessonup & one with ReadTheory

Slide 1 - Tekstslide

This semester
Summatieve toetsen
(Reading test 2x )
TW: units 5 & (6 some grammer) & 7  – vocab, grammar, phrases 2x

Slide 2 - Tekstslide

Silent reading


ReadTeory 
1V1 Faber class:
NQK4JW10X
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Silent reading


ReadTeory
1V3 Faber class:
4TJFDVB8
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Homework check
Three strikes = you're out!
Make Unit 7 exercise ex 7, 8, 18, 19, 23
Study vocab 7.2+7.3 + phrases Speaking
Grammar p.139-141 (no dates) + 146

Slide 5 - Tekstslide

Grammar : past simple (regular)
Write down the answers to the following questions for yourselves: 

- What is the past? 
- How do you talk about something that happened in the past 
(how do you make the past simple?)
- Write down a sentence about something that you did in the past. 

Slide 6 - Tekstslide

Nog een keer in het kort: Past Simple in bevestigende zinnen
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met -ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He walked her home last night.
I talked to him on the phone yesterday.
She swam a lot in her spare time.
The math teacher taught us a lot.

Slide 7 - Tekstslide

 Past Simple in ontkennende zinnen
Past simple negatives
I didn't like dogs.
The teacher didn't talk all day.
The woman didn't scream very loudly.
Look! Sorry, I didn't see it.
She didn't swim a lot in her spare time.
The math teacher didn't teach us much.

Slide 8 - Tekstslide

Past Simple in vraagzinnen
Het allerbelangrijkste om te weten over vragen in de Past Simple is dat een vraag begint met “did” (of een wh-vraagwoord gevolgd door “did”), dan volgt het onderwerp en hierna volgt het hele werkwoord:

(Wh- question) - Did - onderwerp - hele werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Omdat het hulpwerkwoord (“do” --> "did") al in de verleden tijd staat hoeft/mag het werkwoord NIET meer in de verleden tijd staan!
Je zegt dus: Did I work yesterday?
en NIET Did I worked yesterday?

Slide 10 - Tekstslide

Uitzondering:
Het werkwoord “to be” heeft in de verleden tijd 2 vormen: was & were. Wanneer “was” of “were” in de zin staat kun je hier de vraag mee beginnen en heb je geen “did” nodig.

Bv. She was ill yesterday. 
Was she ill yesterday?
En dus NIET: Did she is ill yesterday?

Slide 11 - Tekstslide

 Examples Past Simple in vraagzinnen
Past simple questions
Did you like dogs?
Did the teacher talk all day?
Did the woman scream very loudly?
Did you see that seagull stealing my fries?
Did she swim a lot in her spare time?
Did the math teacher teach us much?

Slide 12 - Tekstslide

Need extra explanation?
If you think questions in the Past Simple are still a bit difficult, watch the explanation in the video in the next slide.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Grammar : past simple (irregular)


What are irregular verbs?
How do you make the past simple of irregular verbs?
Can you write a sentence with an irreguler Past Simple? 

Slide 15 - Tekstslide

Where we were in Spain, all the shops
______________ at noon. (to close)

Slide 16 - Open vraag

When I was young, I __________ (to like) dancing: I prefered swimming

Slide 17 - Open vraag

_________________(you/ to swim) in the hotel pool or in the ocean?

Slide 18 - Open vraag

I think I ________(to lose) my keys?

Slide 19 - Open vraag

Grammar : possession
's of ' achter een woord geeft aan van wie iets is. (het is van een persoon)

Bij enkelvoud: altijd -'s

Bij meervoud: eindigt het woord op -s, dan gebruik je alleen '. Bij meervouden die niet eindigen op -s gebruik je 's.
enkelvoud                                                                        meervoud
Sophie's gear                                                             his parents' team
Terry's biggest fan                                                     the children's toys

Als je het hebt over dingen, plaatsen of landen gebruik je ... of ... : (het is van een ding/plaats/land)
the front of the stadium
the start of the Olympics
the capital of New Zealand







Slide 20 - Tekstslide

My .........(cousin) father is my uncle.

Slide 21 - Open vraag

Let's meet at ....(John) house

Slide 22 - Open vraag

Let's meet at ....(James) house

Slide 23 - Open vraag

house.
party.
cat.
books.
Sarah
My friends
My mother
Thomas
's
'
's
's

Slide 24 - Sleepvraag

Let's check what you remember... what belongs where?
's
'
... of ...
s
Bij personen of dieren in het enkelvoud

Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud al op -s eindigt.

Bij woorden die te maken hebben met tijd en afstand.

Bij (geografische) locaties

Bij een plaats waar iemand woont of werkt.   
Bij dingen

Bij eigennamen (ook als die op –s eindigen!)

Bij personen/dieren waarvan het meervoud niet eindigt op een -s.

Slide 25 - Sleepvraag

Which 'possesive' is written correctly?
De boeken van Anna.
A
Anna's books
B
Annas books
C
The books of Anna

Slide 26 - Quizvraag

Which possessive is correct?
De honden van de jongens
A
The boys' dogs
B
The boy's dogs
C
The dogs of the boys

Slide 27 - Quizvraag

Which "Possessive" is CORRECT?
A
Bobs' bedroom is small.
B
Bob's bedroom is small.
C
Bobs bedroom is small.
D
Bobs's bedroom is small.

Slide 28 - Quizvraag

Which "Possessive" is CORRECT?
A
My parent's sailboat is blue.
B
My parents's sailboat is blue.
C
My parents' sailboat is blue.
D
My parents sailboat is blue.

Slide 29 - Quizvraag

Which "Possessive"
is CORRECT?
A
This is Marys' car.
B
This is Mary's car.
C
This is Marys's car.
D
This is Marys car.

Slide 30 - Quizvraag

Which "Possessive"
is CORRECT?
A
A person's clothes.
B
A persons clothes.
C
A persons's clothes.
D
A persons' clothes.

Slide 31 - Quizvraag

Excuse me, where is the ..... (women - shower) ?

Slide 32 - Open vraag

He closed the
........ (bedroom – door) behind him.

Slide 33 - Open vraag

Did you read ..... (yesterday - newspaper) ?

Slide 34 - Open vraag

I had the___ (my life – time)at the concert last night.

Slide 35 - Open vraag

Check

Any questions?

Slide 36 - Tekstslide

You work! 
Online: 
Unit 7 

ex. 9,10,11,12
and **practise more** of Lesson 1


Slide 37 - Tekstslide

Homework 1v1 
Make Unit 7 exercise 9, 10, 11, 12
Study vocab 7.3+7.4 + phrases Writing (7.2)+ Speaking (7.4)
grammar all verb tenses: p.125+132+134+139+ 140+146+(to be) going to

Slide 38 - Tekstslide

Homework 1v3
Make Unit 7 exercise 9, 10, 11, 12
Study vocab 7.3+7.4 + phrases Writing (7.2)+ Speaking (7.4)
grammar all verb tenses: p.125+132+134+139+ 140+146+(to be) going to

Slide 39 - Tekstslide