Noteer met drie personen wat volgens jullie de relatie is tussen: hormoon, bloed, doelwitorgaan.
Noteer zo veel mogelijk concentraties/waarden die constant gehouden worden binnen jouw lichaam (minimaal 5)
straks random beurt
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Startopdracht
Noteer met drie personen wat volgens jullie de relatie is tussen: hormoon, bloed, doelwitorgaan.
Noteer zo veel mogelijk concentraties/waarden die constant gehouden worden binnen jouw lichaam (minimaal 5)
straks random beurt
Slide 1 - Tekstslide
Diffusie
actief transport
membraaneiwit
passief transport
Slide 2 - Sleepvraag
Actief transport
Passief transport
Diffusie
Porie-eiwit (poort)
Transporteiwit (met concentratiegradiënt mee)
pompeiwit (tegen concentratiegradiënt in)
Endocytose
Slide 3 - Sleepvraag
Tip: Binas 67
kan niet door fosfolipide dubbellaag
kan door fosfolipide dubbellaag
linolzuur
Kalium-ion
glucose
zuurstof
Koolstofdioxide
Water
Slide 4 - Sleepvraag
Genexpressie
zelfde DNA, verschil in expressie
Slide 5 - Tekstslide
Doel
Je kent de relatie tussen hormoonklier, hormoon, bloed, doelwitorgaan,
Je kunt op basis van hydrofiele/hydrofobe eigenschappen van een hormoon uitleggen hoe het hormoon genexpressie beïnvloed.
Slide 6 - Tekstslide
Homeostase
'constant' intern milieu
Je behoudt homeostase door regelkringen.
hormonen spelen belangrijke rol.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
hormoonklieren
Hypothalamus
Hypofyse
Schildklier
Alvleesklier
Bijnier
Eierstok/Testis
BINAS 89
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Endocriene klier
Endo- exocriene klier
Exocriene klier
Directe afgifte aan bloed
Zowel afgifte aan bloed als afvoerbuis
Klieren met afvoerbuis
Slide 11 - Sleepvraag
Exocriene klieren
Endocriene klieren
Slide 12 - Sleepvraag
Doel hormonen
signaalstof
die genexpressie in doelcellen
beïnvloedt
Slide 13 - Tekstslide
EPO
Beschrijf voor EPO wat de hormoonklier is, een voorbeeld van een doelorgaan én via welke bloedvaten EPO het snelst bij dat doelorgaan aankomt. Mag in een schema.
Tip: BINAS 89
tweetallen, op papier
uitleg: interactieschema's en negatieve/positieve terugkoppeling
timer
3:00
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Open vraag
BINAS 89
Slide 16 - Tekstslide
Geef aan welk woord op de dikgedrukte plek in de zin moet komen te staan: (1) Oestradiol is een peptide/steroïd hormoon, ...… (2) ...… waarvoor doelwitcellen een intracellulaire/extracellulaire receptor hebben. (3) Na binding van oestradiol aan de receptor wordt er wel/geen gebruik gemaakt van een second messenger.