Les 1 (30 augustus 2025) Gedeelde les. Zinsdelen, Woordstrategieen)

Les 1 Wat doen we vandaag? 

1. Even voorstellen. Waarom Nederlands? Gedragsregels.  
2. Rondneuzen in boek en online leeromgeving 'Nieuw Nederlands'. 
3. Kennismakingsspel.
4. Een boek uitzoeken uit de bibliotheek. 
5. VO1: introduceren grammatica par. 1 (zinsdelen, persoonsvorm) 
6. VO2: herhalen zinsdelen van vorig jaar. 
7. VO1: introduceren Cursus 1 §1 (woordstrategieën)
8. Afsluiting & Huiswerk
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary EducationAge 12

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 1 Wat doen we vandaag? 

1. Even voorstellen. Waarom Nederlands? Gedragsregels.  
2. Rondneuzen in boek en online leeromgeving 'Nieuw Nederlands'. 
3. Kennismakingsspel.
4. Een boek uitzoeken uit de bibliotheek. 
5. VO1: introduceren grammatica par. 1 (zinsdelen, persoonsvorm) 
6. VO2: herhalen zinsdelen van vorig jaar. 
7. VO1: introduceren Cursus 1 §1 (woordstrategieën)
8. Afsluiting & Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Onbekende woorden?

Slide 3 - Tekstslide

Vocabulaire
conciërge       huisbewaarder, portier van een openbaar gebouw, bv. een school
handhaven     in stand houden, laten voortbestaan  de politie handhaaft de orde
per se              1. met alle geweld hij wou per se mee 2.  'noodzakelijkerwijs' dat hoeft                              niet per se het geval te zijn
het beleid       1. gedragslijn voor de verwezenlijking van bep. doelstellingen:                                               inkomensbeleid,  2. overleg, tact: met beleid handelen
belijden           1. openlijk uitkomen voor: zijn geloof belijden; 2. bekennen: zijn zonden                              belijden
algeheel           totaal, volkomen
verdampen    1. tot damp worden, van vloeistof in gas overgaan: het water verdampt
                         2. tot damp maken: de zon verdampt het water

Slide 4 - Tekstslide

conciërge
handhaven
per se 
beleid
algeheel


Slide 5 - Tekstslide

De persoonsvorm (pv)

  • In elke zin staan werkwoorden. 

  • Een van die werkwoorden is de persoonsvorm.

  • De pv geeft het getal/aantal aan en de tijd.



Slide 6 - Tekstslide


Sam heeft met dierenposters haar kamer versierd. 
Sam en Tim hadden met dierenposters hun kamer versierd. 


"heeft" geeft enkelvoud aan en tegenwoordige tijd. 
"hadden" geeft meervoud aan en verleden tijd.

Slide 7 - Tekstslide

Pv?: Vanwege het slechte weer moesten we de jaarlijkse buurtbarbecue afgelasten.
A
het slechte weer
B
moesten
C
we
D
afgelasten

Slide 8 - Quizvraag

Pv?: Na het zwemmen van vijftig baantjes klom Vayèn uit het water.
A
Na het zwemmen
B
vijftig baantjes
C
klom
D
Vayèn

Slide 9 - Quizvraag

Zinsdelen
Zinnen kunnen worden verdeeld in zinsdelen. 

Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn. 

Grofweg: Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.

Slide 10 - Tekstslide

Verdeel de deze zin in zinsdelen. Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? - De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 11 - Quizvraag

Verdeel de zin in zinsdelen, gebruik / :
Een overtreding moet je niet verwarren met een misdrijf.

Slide 12 - Open vraag

Onderwerp
Bijna elke zin heeft een onderwerp.
Het onderwerp is de persoon, dier of het ding die iets dóét.
Het onderwerp staat bijna altijd naast de persoonsvorm (pv).

Wat is in deze zin het onderwerp?
Mijn hond ligt te slapen.


Slide 13 - Tekstslide

Hoe vind ik het onderwerp?
Manier 1. Stel de vraag: wie (wat) + persoonsvorm
Bv. De vogels vliegen hoog in de lucht
        Wie (wat) vliegt?

Manier 2. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom), nu veranderen de persoonsvorm en het onderwerp.
Bv. De vogels vliegen hoog in de lucht
        De vogel vliegt hoog in de lucht.


Slide 14 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin:
Ik liep naar school.
A
Ik
B
liep
C
naar
D
school

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin:
Inge en Lucy moesten hard rennen om droog binnen te komen.
A
Inge en Lucy
B
moesten rennen
C
hard
D
Inge

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin:
Was de paarse krokodil achter gebleven in het zwembad?
A
Was
B
de paarse krokodil
C
krokodil
D
in het zwembad

Slide 17 - Quizvraag

LEES- EN LUISTERSTRATEGIE
  • Oriënterend - waar gaat het over (onderwerp)?
  • Globaal - wat zijn de deelonderwerpen?
  • Precies - nauwkeurig, een tekst goed begrijpen
  • Zoekend - bruikbare informatie zoeken

Zie p.10 Nieuw Nederlands

Slide 18 - Tekstslide

Lesafsluiting
- wat is jullie e-mail adres? 

-jullie huiswerk staat (helemaal of deels) klaar in de online leeromgeving op zaterdag. Check ook altijd je e-mail. 

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk VO1
Cursus 1 Meer dan lezen   
▪ §1  strategieën en woordraadstrategieën: theorie blz 10 en 12 - maken oef 4+5  
  
Cursus 5 Grammatica   
▪ §1 Persoonsvorm en zinsdelen: theorie blz 204 - maak opdr 4 en 5   
  

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk VO2
▪ Lees wat uit je Nederlands leesboek.   

▪ Cursus 5 Grammatica - herhaling §1  
Maken opdracht 1, 2, 3, 4 en 5  

Schrijfopdracht: schrijf 5 zinnen, maak gebruik van pv, ow en bijw. bep.    
  

Slide 21 - Tekstslide

Extra: Samengestelde werkwoorden als pv
Samengestelde werkwoorden
Samengestelde werkwoorden zijn in hun geheel de persoonsvorm, ook als ze gescheiden in de zin staan:

Boris leidde Ernst de hele tijd af. (Het hele ww is "afleiden", de pv "leidde af")
Hoe laat kom je thuis? (Het hele werkwoord is thuiskomen)

Slide 22 - Tekstslide

Extra: Pv's in samengestelde zinnen. 
Samengestelde zinnen:
Samengestelde zinnen zijn samengesteld uit meer dan één zin en hebben meer dan één persoonsvorm. 

"De kat ligt op mat    en    het zonnetje schijnt
"ik ga naar huis     want     ik  ben moe"

Slide 23 - Tekstslide

Extra: Niet alle zinnen hebben een Pv. 

1a.  Het was een gure donkere dag. 
1b.     Heel guur... 

2a  Zijn jullie er klaar voor?
2b.     Hartstikke goed! 

1b en 2b hebben geen PV. 

Slide 24 - Tekstslide