Les 2/12

Vandaag
Herhalen theorie tekstdoel, soort en vorm
Oefenen nieuwsbericht schrijven

Stijlmiddelen en formuleringsfouten herkennen


1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsEnseignement Secondaire

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Herhalen theorie tekstdoel, soort en vorm
Oefenen nieuwsbericht schrijven

Stijlmiddelen en formuleringsfouten herkennen


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel
Het tekstdoel is wat de schrijver wil bereiken bij de lezer.
Er zijn vier hoofdgroepen:
Informeren – feiten, uitleg geven
Overhalen/overtuigen – lezer ergens toe brengen
Activeren – aanzetten tot actie
Amuseren – vermaken
Nieuwsberichten hebben bijna altijd als doel...?





Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstsoort
De tekstsoort is de categorie waartoe een tekst met dat doel behoort.
Voorbeelden per tekstdoel:

Informeren → informatieve teksten
Overhalen/overtuigen → betogende teksten
Activeren → activerende teksten
Amuseren → amuserende teksten
Nieuwsbericht?




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstvorm
De tekstvorm is de concrete, herkenbare vorm waarin de tekst verschijnt.

Informeren → nieuwsbericht, verslag, achtergrondartikel
Overhalen/overtuigen → betoog, recensie, column
Activeren → reclame, oproep, flyer
Amuseren → verhaal, strip, roman

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Lezen tekst 4 en 5
(online te vinden bij 2.2 opdracht 8 en 13)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlmiddelen
https://www.youtube.com/watch?v=D4h5O_ZRxXw
Theorie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.
We hebben ons kapot gelachen.
Zijn ogen vielen uit zijn kassen toen hij zag dat iemand zijn auto had gestolen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eufemisme, understatement, litotes
Eufemisme: Verzachtende uitdrukking (om een pijnlijke situatie te verzachten, of om te voorkomen dat je iemand kwetst).
  • 'Een deel van het personeel zal moeten afvloeien.' of 'Hij moest zijn hond laten inslapen.'

Understatement
: afzwakking die versterkt door de context (geschreven) of de toon (gesproken).
  • 'Kijk naar die dikke auto. Zij heeft wel een paar centen' (je bedoelt: 'Zij is rijk'.)

Litotes: een bijzondere vorm van een understatement. Je ontkent het tegenovergestelde.
  • Ze zijn niet arm. (Je bedoelt: Ze zijn rijk.)




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie van dingen die op het eerste gezicht niet kan, maar die, als je nog eens nadenkt, wel degelijk mogelijk is.

Een voorbeeld: ‘Kalm aan, en rap een beetje!’
Op het eerste gezicht lijkt deze zin niet logisch omdat ‘kalm’ en ‘rap’ een tegenovergestelde betekenis hebben. Wanneer je iets langer nadenkt en de zin nogmaals lees, dan staat er eigenlijk dat iemand snel rustig moet worden.


Schrijven is de kunst van het schrappen.
Weinig alcohol kan te veel zijn.
Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Retorische vraag

Een retorische vraag is een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Het antwoord zit namelijk in de vraag opgesloten.


Een leraar tegen z’n klas: ‘Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen?’
Liggen we hier niet lekker?
Hebben wij dat niet allemaal wel eens gewild?


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antithese, paradox, repetitio

Een antithese  is een tegenstelling. Het gaat om twee verschillende zaken.

Mooi lijkt immers mooier naast lelijk, goed beter naast slecht.

  • Zij steunden elkaar door dik en dun.

Een paradox is een schijnbare tegenstelling.

  • Kalm aan en rap een beetje. /  Je beste vriend kan je ergste vijand zijn.

En repetitio is een herhaling van woorden.
  • Het is zo druk, druk, druk.
  • Nee, nee en nog eens nee. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drieslag: een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen:
  • Bloed, zweet en tranen
Climax: een steeds sterker wordende reeks:
  • Je hebt goed, je hebt beter, je hebt het beste (reclame)
Anti-climax: een steeds zwakker wordende reeks:
  • Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed.
Tautologie: je zegt twee woorden met eenzelfde betekenis, meestal van dezelfde woordsoort. Als stijlfiguur benadruk je en is het niet overbodig.
  • Nooit ofte nimmer zal hij dat nog doen.
Pleonasme: je herhaalt een woord dat een eigenschap van een ander woord herhaalt. Als stijlfiguur voegt het iets toe en is het niet overbodig.
  • Het groene gras lag er prachtig bij.

Drieslag, climax, anti-climax, tautologie, pleonasme

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je hier?
'In Nederland regent het 29 van de 30 dagen.'
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Paradox

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?

'Hij staat daar maar eenzaam en alleen op de hoek van de straat te wachten.'
A
Eufemisme
B
Hyperbool
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?

'De dagen verstrijken in een lichte waas, we worden dronken zonder ook maar een druppel te drinken.'
A
Hyperbool
B
Paradox

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je hier? Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Pleonasme

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een retorische vraag?
A
Een vraag waarop geen antwoord wordt verwacht
B
Een vraag waarop je geen antwoord kunt geven
C
Een vraag waar je niets van snapt
D
Een vraag die je niet mag stellen

Slide 17 - Quizvraag

Voorbeeld:

Doe je voorzichtig?
Voor de dieren, de planten en de mensen die er tot dan toe hadden geleefd, was het de apocalyps geweest.

Welke stijlfiguur herken je?
A
Enumeratie
B
Climax
C
Drieslag
D
Understatement

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit een gedicht van Dominique de Groen
'Je kan mij uit de betaalzone halen, maar je kan de betaalzone niet uit mij halen.'
A
paradox
B
tautologie
C
litotes
D
chiasme

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stijlfiguur?
A
ironie
B
woordspeling
C
antithese
D
hyperbool

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Dat is niet onwaarschijnlijk, zei de docent glimlachend, toen de leerling vroeg of de toets door zou gaan.
A
Understatement
B
Woordspeling
C
Eufemisme
D
Litotes

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur?
A
paradox
B
ironie
C
antithese
D
repetitio

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur
zie je hier vooral?
A
antithese
B
repetitio
C
enumeratie
D
drieslag

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stijlfiguur?
A
paradox
B
repetitio
C
eufemisme
D
antithese

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur herken je?
A
Paradox
B
Woordspeling
C
Repetitio
D
Chiasme

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We kunnen hier lang of kort over praten, maar je gaat dit sowieso doen.
A
Paradox
B
Hyperbool
C
Antithese
D
Eufemisme

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stijlfiguur?
A
Hyperbool
B
Ironie
C
Eufemisme
D
Woordspeling

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De man heet Alexandros, een kleine, blonde, getaande, jonge, vikingachtige figuur die de hele dag in de weer is met het verzorgen van zijn harem.
A
Drieslag
B
Repetitio
C
Eufemisme
D
Enumeratie (opsomming)

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij is rustig heengegaan, vertelde de arts aan de nabestaanden.
A
Hyperbool
B
Understatement
C
Eufemisme
D
Anti-climax

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stijlfiguur?
A
woordspeling
B
climax
C
antithese
D
retorische vraag

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Snoop Dogg:
'Rollin' down the street, smokin' indo
Sippin' on gin and juice, laid back
With my mind on my money
And my money on my mind.'
A
hyperbool
B
climax
C
chiasme
D
eufemisme

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren
https://www.youtube.com/watch?v=ANcIuWaYzRM&t=4s


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de dieren, de planten en de mensen die er tot dan toe hadden geleefd, was het de apocalyps geweest.

Welke stijlfiguur herken je?
A
Enumeratie
B
Climax
C
Drieslag
D
Understatement

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit een gedicht van Dominique de Groen
'Je kan mij uit de betaalzone halen, maar je kan de betaalzone niet uit mij halen.'
A
paradox
B
tautologie
C
litotes
D
chiasme

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stijlfiguur?
A
ironie
B
woordspeling
C
antithese
D
hyperbool

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Dat is niet onwaarschijnlijk, zei de docent glimlachend, toen de leerling vroeg of de toets door zou gaan.
A
Understatement
B
Woordspeling
C
Eufemisme
D
Litotes

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur?
A
paradox
B
ironie
C
antithese
D
repetitio

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stijlfiguur
zie je hier vooral?
A
antithese
B
repetitio
C
enumeratie
D
drieslag

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Les 2/12

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies