H5 Resultatenrekening + btw

Economie
Voorstellen
Leerdoelen
Herhaling Balans + interactieve opdrachten
Uitleg + interactieve opdrachten
Werken aan opdrachten
Leerdoelen controleren




1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie
Voorstellen
Leerdoelen
Herhaling Balans + interactieve opdrachten
Uitleg + interactieve opdrachten
Werken aan opdrachten
Leerdoelen controleren




Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
- Aan het einde van de les kan ik uitleggen wat een resultatenrekening is.

- Aan het einde van de les ken ik de indeling van de resultatenrekening.

- Aan het einde van de les kan ik opdrachten met btw berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Zijn de leerdoelen duidelijk geworden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Balans

Slide 4 - Tekstslide

De balans
Ondernemingen en andere organisaties stellen minstens één keer per jaar een balans op, vaak aan het einde van het jaar. De balans geeft een financieel overzicht van de onderneming/ organisatie op een bepaald moment .
Een balans is altijd in evenwicht

Slide 5 - Tekstslide

Op de balans staan:
A
Voorraad grootheden
B
Stroomgrootheden

Slide 6 - Quizvraag

De balans
  • Links/debet/activa:
-Vaste activa 
-vlottende activa 
- liquide middelen

  • Rechts/credit/passiva:
- eigen vermogen
- vreemd vermogen lang 
- vreemd vermogen kort

Slide 7 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een bezit die bij de vaste activa hoort

Slide 8 - Open vraag

Sleep de namen naar de juiste plek op de balans
Debetzijde
Creditzijde
Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen
Vreemd vermogen lang
Vreemd vermogen kort
Voorraad
Auto
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
Bank

Slide 9 - Sleepvraag

Een debiteur betaalt Janneke per bank. De balansposten die veranderen..
A
debiteur+ bank -
B
debiteur - bank +
C
debiteur - kas +
D
debiteur + kas -

Slide 10 - Quizvraag

Pieter lost per bank 500 euro af op zijn hypothecaire lening
A
bank - 500 hyp lening + 500
B
bank +500 hyp lening +500
C
bank - 500 hyp lening - 500
D
bank - 500 bedrijfspand - 500

Slide 11 - Quizvraag

Levi betaalt zijn crediteuren met contant (cash) geld
A
kas - crediteuren -
B
kas - crediteuren +
C
bank - crediteuren -
D
bank - crediteuren +

Slide 12 - Quizvraag

Senna doet een afschrijving op haar inventaris
A
inventaris + bank +
B
inventaris + eigen vermogen -
C
inventaris - bank -
D
inventaris - eigen vermogen -

Slide 13 - Quizvraag

Lieke koopt online een elektrische scooter om sushi rond te brengen
A
transportmiddelen - bank -
B
transportmiddelen + bank -
C
transportmiddelen + bank +
D
transportmiddelen - eigen vermogen -

Slide 14 - Quizvraag

Kaja betaalt rente (500 euro) per bank over zijn hypothecaire lening
A
bank - eigen vermogen +
B
bank - hypo lening -
C
kas - eigen vermogen -
D
bank - eigen vermogen -

Slide 15 - Quizvraag

Romee betaalt haar personeel per kas
A
personeel - kas -
B
kas - personeel +
C
kas - eigen vermogen -
D
kas - lening-

Slide 16 - Quizvraag

Luuk verkoopt op rekening voor
€ 2500 aan goederen.
De inkoopwaarde was € 2000.
A
debiteuren- kas+
B
voorr goed + 2000 debiteuren - 2500
C
voorr goed -2000 bank + 2500 EV +500
D
debiteuren+ voorr goederen - 2000 EV +500

Slide 17 - Quizvraag

ik betaal mijn crediteuren (kvv) per bank (liquide activa)
A
bank + crediteuren +
B
bank - crediteuren -
C
bank + crediteuren -
D
bank - crediteuren +

Slide 18 - Quizvraag

Hidde doet giraal een aflossing op zijn 8% lening.
A
bank - 8% lening -
B
kas - 8% lening -
C
bank - 8% lening +
D
bank - eigen vermogen -

Slide 19 - Quizvraag

Samengevat..
De balans is een overzicht van alle bezittingen (activa), eigen vermogen en vreemd vermogen van een onderneming (hoe is het gefinancierd).

Een mutatiebalans is een deelbalans waarin alleen de balansposten (met bedragen) gemeld staan die veranderen door een financiële transactie.

Slide 20 - Tekstslide

De resultatenrekening
Is een overzicht van kosten en opbrengsten en eventuele winst (of verlies) over een bepaalde periode. 

We noemen de resultatenrekening ook wel de winst- en verliesrekening.

In de resultatenrekening vind je stroomgrootheden; gemeten over een bepaalde periode

Slide 21 - Tekstslide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde
huurkosten
rentekosten
loonkosten
afschrijvingskosten
etc etc
(winst) 
omzet 





(eventueel verlies)
totaal
totaal

Slide 22 - Tekstslide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde         5000
huurkosten               2000
rentekosten                 500
loonkosten                3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten          1000
(winst)                          .......
omzet                  14.500





(eventueel verlies)
totaal           € 14.500
totaal            € 14.500

Slide 23 - Tekstslide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde         5000
huurkosten               2000
rentekosten                 500
loonkosten                3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten          1000
(winst)                          2500
omzet                  14.500





(eventueel verlies)
totaal                       € 14.500
totaal                  € 14.500

Slide 24 - Tekstslide

Uitzonderingen
- Inkopen komen pas op de resultatenrekening te staan als het product weer wordt verkocht. 
- Aflossing van de lening is geen kosten.

- De afschrijving van je activa zijn wel kosten (afschrijving is wat de waardevermindering is van de vaste activa)

- Verkopen worden geboekt als het product wordt verkocht aan een klant. Niet wanneer ze worden betaalt. Dus boeken als de opbrengsten worden behaald.

Slide 25 - Tekstslide

Staat het op de resultatenrekening?
Nee
Ja
Ja, maar niet direct
Aflossing lening
verkoop op rekening
Inkopen 

Slide 26 - Sleepvraag

Je verkoopt een auto op rekening voor € 8.000,- De inkoopwaarde was € 5.000,- Wat wordt er nu geboekt?
A
Niets het is nog niet betaald
B
Alleen de inkoop voor € 5.000,-
C
Omzet + € 8.000,-
D
Omzet +€ 8.000,- en inkoop € 5.000,-

Slide 27 - Quizvraag

Opdracht 5.22a 
- Noteer in de eerste kolom WEL of NIET
(gaat het om bezit/ vermogen, dan NIET!) 
- Is het een kostenpost? Vul in 2e kolom (incl bedrag)
- Is het een opbrengstenpost? Vul in 3e kolom in (incl bedrag)


                                           Bladzijde 69 van je boek!

Slide 28 - Tekstslide

BTW
Dit is een belasting over de toegevoegde waarde.

De btw die de consument betaald is te betalen belasting

De btw die je hebt betaald aan (inkoop) kosten is te vorderen belasting. 

Slide 29 - Tekstslide

BTW 9% en 21% 
Terugrekenen naar een procent
BTW 9%
BTW 21% 
prijs incl BTW
109%
121%
prijs excl BTW
100%
100%
BTW
9%
21%

Slide 30 - Tekstslide

Berekening
Te betalen btw
Te vorderen btw -
Af te dragen btw

Slide 31 - Tekstslide

Tim is op vakantie in Italië. Ze koopt daar een nieuwe duikbril voor € 30,75. Op het
prijskaartje ziet ze dat de prijs exclusief btw €25,- is.
Hoe hoog is het btw percentage in Italië?
A
20%
B
21%
C
22%
D
23%

Slide 32 - Quizvraag

De overheid een tijdje geleden de btw percentages aangepast. De btw op groenten ging van 6% naar 9%. Vera gaf altijd € 25,- uit aan groenten per week. Wat moet ze betalen nu de btw omhoog is gegaan?
A
€ 25,62
B
€ 25,71
C
€ 26,50
D
€ 27,25

Slide 33 - Quizvraag


Een winkelier verkoopt een spelcomputer voor € 349,- (incl. 21% btw) De inkoopprijs is € 250,- (excl. btw). Hoeveel is de winst voor de winkelier op deze spelcomputer?

A
€ 25,71
B
€ 38,43
C
€ 46,50
D
€ 99,-

Slide 34 - Quizvraag

Leerdoelen:
- Aan het einde van de les kan ik uitleggen wat een resultatenrekening is.

- Aan het einde van de les ken ik de indeling van de resultatenrekening.

- Aan het einde van de les kan ik opdrachten met btw berekenen.

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk: Leren voor de toets 

Slide 36 - Tekstslide