In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Cours de grammaire
Période 2
Gymnasium 2 (HMA)
Slide 1 - Tekstslide
Grammaire période 1 (1)
Apprends la grammaire des chapitres 1, 2 et 3:
- passé composé
- bezittelijk voornaamwoord
- bijvoeglijk naamwoord (vorm én plaats)
- regelmatige werkwoorden op -er
- aanwijzend voornaamwoord
- onregelmatige ww: pouvoir et vouloir
Slide 2 - Tekstslide
Grammaire période 1 (2)
On va faire quatre cours de grammaire et puis un:
Contrôle de grammaire (= SO)
Le lundi 30 novembre
Slide 3 - Tekstslide
Passé composé
Chapitre 1
Slide 4 - Tekstslide
Zet in de goede vorm van de PC: Je/j' (manger) un couscous.
Slide 5 - Open vraag
Zet in de goede vorm van de PC: Vous (commander) de l'eau.
Slide 6 - Open vraag
Zet in de goede vorm van de PC: Selma et Louise (adorer) le film.
Slide 7 - Open vraag
Jij hebt gekeken = Tu (donner)
Slide 8 - Open vraag
Wij hebben gekeken = Nous (regarder)
Slide 9 - Open vraag
Florian heeft gewerkt = Florian (travailler)
Slide 10 - Open vraag
Et maintenant..
De vorige opgaven gaan over de passé composé bij regelmatige werkwoorden die eindigen op -er. Bij de onregelmatige werkwoorden leer je het VD uit je hoofd:
AVOIR (=hebben): EU (=gehad)
ÊTRE (=zijn): ÉTÉ (=geweest)
FAIRE (=doen/maken): FAIT (=gedaan/gemaakt)
Slide 11 - Tekstslide
Comment dire? Jij hebt gedaan = Tu .....
A
as été
B
as fait
C
a été
D
a fait
Slide 12 - Quizvraag
Comment dire? Wij hebben gehad = Nous .....
A
avons eu
B
avez eu
C
avons été
D
avez été
Slide 13 - Quizvraag
Comment dire? Ik ben geweest = J' .....
A
ai eu
B
as eu
C
ai été
D
as été
Slide 14 - Quizvraag
Traduis: Hij heeft gehad
Slide 15 - Open vraag
Traduis: Jullie hebben gedaan
Slide 16 - Open vraag
Traduis: U hebt gemaakt
Slide 17 - Open vraag
Traduis: Zij is geweest
Slide 18 - Open vraag
Traduis: De ouders zijn geweest
Slide 19 - Open vraag
Bezittelijk voornaamwoord
Chapitre 1 (herhaling klas 1)
Slide 20 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord (1)
Bij de volgende BZV moet je rekening houden met: mannelijk/vrouwelijk, enkelvoud/meervoud, klinker/medeklinker
MIJN = mon, ma, mes
JOUW = ton, ta, tes
ZIJN/HAAR = son, sa, ses
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Choisis le bon mot: (mijn) parents
A
mon
B
ma
C
mes
Slide 23 - Quizvraag
Choisis le bon mot: (zijn) ami
A
son
B
sa
C
ses
Slide 24 - Quizvraag
Choisis le bon mot: (haar) amies
A
son
B
sa
C
ses
Slide 25 - Quizvraag
Remplis le bon mot: (jouw) grand-mère
A
ton
B
ta
C
tes
Slide 26 - Quizvraag
Remplis le bon mot: (jouw) père
Slide 27 - Open vraag
Remplis le bon mot: (mijn) livres
Slide 28 - Open vraag
Remplis le bon mot: (zijn) hôtel
Slide 29 - Open vraag
Remplis le bon mot: (zijn) maison
Slide 30 - Open vraag
Remplis le bon mot: (jouw) enfants
Slide 31 - Open vraag
Bezittelijk voornaamwoord (2)
Bij de volgende hoef je alleen rekening te houden met enkelvoud en meervoud.