220906 slaap incl vragen en caps start

Periode 9 BSP 
Psychiatrie
Medicatiebewaking
Productzorg

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSPMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Periode 9 BSP 
Psychiatrie
Medicatiebewaking
Productzorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling lessen
A
6 uur BSP ochtend 2 uur KWA en 1 uur FAR middag
B
3uur BSP en KWA en FAR in de ochtend 3uur BSP middag

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ziektebeelden vallen onder psychiatrie?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slaapstoornissen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het nut van slaap?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de gevolgen van een slaaptekort?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk het volgende filmpje
en maak aantekeningen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Katja's bodyscan; kijkvragen 
1. Vul hieronder de woorden in.
a Hoeveel % van ons leven slapen we gemiddeld ongeveer .
b Nederlanders liggen gemiddeld ongeveer __ uur per nacht in bed,
2. Wat is volgens de directeur het gevaarlijkste van Katja’s rijgedrag?
3. Waarom zijn de eerste uren van je slaap het belangrijkst?
4. Waarom kan Katja wel met een dienblad met glazen over een evenwichtsbalk lopen nadat ze van de hoge duikplank gesprongen is?
5. Welke situaties kun jij benoemen waarbij men 24 uur niet geslapen heeft?

Slide 8 - Tekstslide

1a 30,.
1b 8,
2 Dat ze niet meer op andere weggebruikers let.
3 Omdat je dan het diepste slaapt.
4 Omdat ze de duikplank eng vond, daarom heeft haar lichaam adrenaline aangemaakt waardoor ze zich tijdelijk beter kan concentreren.
5. vakantie, nachtdienst

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maken opdracht slaapstoornissen
timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. • De uren slaap voor middernacht zijn de belangrijkste.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. • Elk mens heeft minimaal acht uur slaap nodig.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. • ‘Al slaap je niet, dan rust je toch.’ (Als kinderen niet in slaap kunnen vallen.)
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. • Vanavond vroeg naar bed, dan kun je vooruitslapen voor de volgende dag.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Noem 3 factoren die de kwaliteit van slaap beïnvloeden

Slide 15 - Open vraag

Emotionele oorzaken, lichamelijke oorzaken, omgevingsfactoren.
3. Welke voorkomende slaapstoornissen zijn er?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 4: Wat verstaan artsen onder slapeloosheid?

Slide 17 - Open vraag

Slapeloosheid omschreven als slecht slapen gedurende minimaal drie weken en minstens twee nachten per week. Bovendien moeten er dan ook overdag klachten bestaan als moeheid, slaperigheid, prikkelbaarheid en verminderd concentratie- en prestatievermogen
Vraag 5: Waarom is deze voorlichting belangrijk?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De NHG standaard adviseert:
• Geef maximaal 10 tabletten met uitleg, vermijd dagelijks gebruik, herhaalrecepten NIET via assistente.
Vraag 6: Waarom is dit een belangrijk advies?

Slide 19 - Open vraag

Voorkomen dat onnodig veel hypnotica worden voorgeschreven. Hierdoor wordt gewenning en verslaving voorkomen.
Vraag 7: Waarom is het zinvol om alleen kortwerkende slaapmiddelen voor te schrijven?

Slide 20 - Open vraag

Op deze wijze wordt zoveel mogelijk voorkomen dat men de volgende dag ook nog suf is.

Vraag 8: Anxiolytica en hypnotica behoren vaak tot dezelfde groep. Hoe kun je het verschil in indicatie zien?

Slide 21 - Open vraag

Aan het verschil in dosering en met name de frequentie
Vraag 9:Waarom is het niet verstandig om direct geheel met een slaapmiddel te stoppen? Wat moet je doen?

Slide 22 - Open vraag

Ontwenningsverschijnselen Na langdurig gebruik - bij zes weken of meer - kunnen er na het staken van de medicatie ontwenningsverschijnselen optreden. Veel voorkomende verschijnselen zijn: hartkloppingen, slapeloosheid, angst, prikkelbaarheid, gejaagdheid, spierpijn, trillerigheid en transpireren. Minder vaak optredende verschijnselen zijn: diarree, duizeligheid, overgevoeligheid voor licht, geluid en aanraking, prikkelingen of een brandend gevoel van de huid, interesseverlies, concentratiestoornissen, eetlustverlies, misselijkheid, hoofdpijn, wazig zien en vermoeidheid. Zeldzame ontwenningsverschijnselen zijn: epileptische insulten, verwardheid, wanen of hallucinaties.[1] Om dit te voorkomen, is het raadzaam om bij langdurig gebruik de medicatie stapsgewijs af te bouwen.
Rebound
Waar altijd rekening mee moet worden gehouden is het verschijnsel rebound. Dat betekent dat de klachten na het staken van de medicatie in heviger mate terugkomen. Dit is vaak het geval bij slaapmiddelen. Normaliter kan men bij kort gebruik zonder al te veel problemen stoppen. Om terugslag (rebound) te voorkomen, kan men het beste slaapmiddelen afbouwen en er niet in een keer mee stoppen.

Vraag 10: Aan welke interacties met slaap-en kalmeringsmiddelen moet je in de apotheek aandacht geven?

Slide 23 - Open vraag

Interactie met andere stoffen die het centrale zenuwstelsel dempen.
Vraag 11: Bezoek deze website en geef een omschrijving van de drie categorieën.
Categorie I
Categorie II
Categorie III

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijvaardigheid 
  • Categorie I Weinig negatieve invloed op de rijvaardigheid. Dit is vergelijkbaar met een bloedalcoholconcentratie van <0,5 g/l (<0,5‰). 
  • Categorie II Licht tot matig negatieve invloed op de rijvaardigheid. Dit is vergelijkbaar met een bloedalcoholconcentratie van 0,5 tot 0,8 g/l (0,5–0,8‰). 
  • Categorie III Ernstige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid. Dit is vergelijkbaar met een bloedalcoholconcentratie van >0,8 g/l (>0,8‰). 

Slide 25 - Tekstslide

Categorie I Weinig negatieve invloed op de rijvaardigheid. Dit is vergelijkbaar met een bloedalcoholconcentratie van <0,5 g/l (<0,5‰). Medicijnen uit categorie I hebben weinig invloed op de rijvaardigheid. De eerste dagen kunnen bijwerkingen met een negatieve invloed op de rijvaardigheid optreden. Het advies is om in dat geval geen voertuig te besturen zolang deze bijwerkingen optreden.
Categorie II Licht tot matig negatieve invloed op de rijvaardigheid. Dit is vergelijkbaar met een bloedalcoholconcentratie van 0,5 tot 0,8 g/l (0,5–0,8‰). Geneesmiddelen uit categorie II hebben een licht tot matig negatieve invloed op de rijvaardigheid. Het wordt ontraden om de eerste paar dagen van de behandeling te gaan rijden. Vraag indien mogelijk een rijveiliger medicijn aan de arts of apotheker.
Categorie III Ernstige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid. Dit is vergelijkbaar met een bloedalcoholconcentratie van >0,8 g/l (>0,8‰). Geneesmiddelen uit categorie III hebben een ernstige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid. Het wordt nadrukkelijk ontraden om te rijden. Vraag indien mogelijk een rijveiliger medicijn aan de arts of apotheker. Soms wordt een categorie III medicijn na een tijdje een categorie II medicijn, zoals morfine, waarmee je na 2 weken weer mag autorijden.

12. Mag je autorijden met:
temazepam 10mg
A
ja
B
je mag 8 uur niet rijden
C
je mag 24 uur niet rijden
D
nee

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

12. Mag je autorijden met:
zolpidem 10mg
A
ja
B
je mag 8 uur niet rijden
C
je mag 24 uur niet rijden
D
nee

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

12. Mag je autorijden met:
nitrazepam 5mg
A
ja
B
je mag 8 uur niet rijden
C
je mag 12 uur niet rijden
D
je mag 72 uur niet rijden

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het je voornemens ten aanzien van je eigen slaappatroon?
Zo ja welke?
Zo nee, waarom niet?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Capsules 
periode 5

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke capsule heeft een lokale werking?

Slide 31 - Open vraag

Een inhalatiecapsule en loperamide ( =prodrug)
Vandaag werken we aan kerntaak ...?
A
Kerntaak 1 Voert geïndividualiseerde farmaceutische patiëntenzorg uit
B
Kerntaak 2 Verleent niet-receptgestuurde zorg aan de patiënt
C
Kerntaak 3 Biedt productzorg
D
Kerntaak 4 Werken aan kwaliteit en deskundigheid

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe krijg je een homogeen poedermengsel ?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is zwaarder 1 kg lood of 1 kg veren?
1 kg lood
1 kg veren
geen verschil

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Het vullen van capsules gaat dus niet op gewicht maar op volume

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zoek de vulwaarden tabel op. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke mortier meng je een poedermengsel?
A
Gladde stenen mortier
B
Kunststof/melamine mortier
C
Roestvrije stalen mortier
D
Ruwe stenen mortier

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Capsules 
Voordeel van capsules
Maskeren van een nare smaak of geur
Capsules worden meestal gemaakt van gelatine (hard)            'ribbeltje' in body + cap

Capsulewand zwelt op, breekt open in het maag-darmkanaal, zodat het gnm  opgenomen kan worden. 

Droge plaats + kamertemperatuur bewaren           relatieve luchtvochtigheidsgraad 35-60% 
< luchtvochtigheidsgraad = bros en breken
> luchtvochtigheidsgraad = kleverig en plakken


Slide 43 - Tekstslide

Gelatine wordt gemaakt van huiden en/of botten van veelal runderen of varkens. Rundergelatine is vrij van BSE (=gekkekoeienziekte)

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten bereidingsmethoden ken je?

Slide 46 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een strip /tekening van de verschillende bereidingsmethoden

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies