5.4 voortplanten

Hoofdstuk 5.4 Nieuwe planten
Wat ga je leren: 
- Onderdelen van de bloem 
- Voortplantingsorganen van een plant 
- Hoe zaden ontstaan 
- De verspreiding van stuifmeel en zaden
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5.4 Nieuwe planten
Wat ga je leren: 
- Onderdelen van de bloem 
- Voortplantingsorganen van een plant 
- Hoe zaden ontstaan 
- De verspreiding van stuifmeel en zaden

Slide 1 - Tekstslide

Een bloem bestaat uit verschillende onderdelen:
  • De kroonbladeren (meestal mooie, gekleurde bladeren).
  • De stamper (het vrouwelijke deel van de bloem).
  • De meeldraden (het mannelijk deel van de bloem).
  • De kelkbladeren (de kleine groene blaadjes onder de bloemkroon).

Kroonbladeren
Met de gekleurde bladeren lokt de bloem insecten
Stamper
De stamper is het vrouwelijke deel van de bloem, deze vangt stuifmeel op
Meeldraden
Het mannelijke deel van de bloem, deze verspreiden stuifmeel
Kelkbladen
De groene bladeren onder de bloem beschermen de bloem als deze nog in de knop zit

Slide 2 - Tekstslide

De bouw van de bloem

Slide 3 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
7
8
9
Stamper


Vruchtbeginsel
Bloembodem

Helmknop

Kroonblad

Stempel

Stijl

Kelkblad

Bloemsteel

Slide 4 - Sleepvraag

Onderdelen van de bloem
  • Meeldraden
    - De meeldraden maken stuifmeelkorrels
    - De meeldraden bestaan uit twee onderdelen:
  • Helmdraad  (een soort stengeltje)
  • Helmknop (hierin worden de                                 stuifmeelkorrels gemaakt)
  • Stuifmeelkorrels zijn 
    mannelijke voortplanting-
    cellen; je kunt ze vergelijken met zaadcellen van mensen.

Slide 5 - Tekstslide

Onderdelen van de bloem
  • Kroonbladen 
- Zijn meestal groot en mooi gekleurd om insecten te lokken (voor de bestuiving). 


- Soms zijn deze kroonbladeren juist erg klein en groen gekleurd (bijv. bij gras). 

Slide 6 - Tekstslide

Onderdelen van de bloem

De stamper
  • De stamper bestaat uit drie onderdelen:
  1.  De stempel (een plakkerig uiteinde van de stamper voor het opvangen van de stuifmeelkorrels)
  2. De stijl (een soort stengel)
  3. Het vruchtbeginsel (met daarin het zaadbeginsel (eicellen))

Slide 7 - Tekstslide

Kelkblad
Helmdraad met stuifmeel
Kiembuis
Zaadbeginsel
Stengel
Kroonblad
Stamper

Slide 8 - Tekstslide

Wat is 3?
3
A
Kroonblad
B
kelkblad
C
Vruchtbeginsel
D
Stempel

Slide 9 - Quizvraag

En van onderdeel 7?
7
A
Helmknop
B
Kroonblad
C
Meeldraad
D
Kelkblad

Slide 10 - Quizvraag


Hoe heet nummer 6
6
A
Kroonblad
B
Knopblad
C
Kelkblad
D
Kruinblad

Slide 11 - Quizvraag

Meeldraad en Stamper


Benoem de onderdelen
Stempel
1
Stijl
2
Helmknop met helmhokjes met daarin het stuifmeel
3
Helmdraad
4
kroonblad
5

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk 
Lees: tekstboek blz. 121 en 122
Maak: werkboek blz 59 en 60 vraag 1-7

Slide 13 - Tekstslide

Bestuiving
De voortplanting van planten begint bij de bestuiving.
Bij bestuiving gaat stuifmeel van de meeldraden van de ene bloem naar de stamper van de andere bloem van dezelfde soort.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Bestuiving = als stuifmeelkorrels terecht komen op stempel van dezelfde soort

Slide 16 - Tekstslide

Alleen bestuiving bij dezelfde soort planten. 
Een tulp kan nooit een roos bevruchten. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Bestuiving kan op 2 manieren: 
  • Via insecten:
    Bijv. een hommel zoekt naar nectar, dat ligt onder de bloem. Als hij naar beneden kruipt raakt hij de meeldraden aan. Er komt dan stuifmeel op zijn lichaam. 
    Daarna gaat de hommel naar een andere bloem. Hij raakt dan de stempel aan. Die is erg kleverig en blijven de stuifmeelkorrels aan plakken. 
    Zulke bloemen heten insectenbloemen
  • Via de wind

Slide 19 - Tekstslide

Bestuiving kan op 2 manieren: 
  • Via insecten
  • Via de wind
Bij windbloemen neemt de wind het stuifmeel mee. Windbloemen zijn minder opvallend dan insectenbloemen. De meeldraaden en stempel hangen buiten de bloem. Zo komt de wind er goed langs. 


Slide 20 - Tekstslide

0

Slide 21 - Video

Insectenbloemen
- fel gekleurde kroonblaadjes
- bestuiving door insecten
- maken nectar
- maken weinig stuifmeel
- hebben meestal geur
- meeldraden in de bloem
- stempels zijn klein


Windbloemen
- geen opvallende kroonblaadjes
- bestuiving door de wind
- hebben geen nectar
- maken veel stuifmeel
- hebben geen geur
- meeldraden buiten de bloem
stempels zijn groot

Slide 22 - Tekstslide

Wat is bestuiving?
A
Als stuifmeelkorrels op de stempel komen van dezelfde soort
B
Als eicellen op de stempel terecht komen

Slide 23 - Quizvraag

Kan de wind voor bestuiving zorgen?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noemen we bloemen die door de wind bestoven worden?
A
insectenbloemen
B
windbloemen

Slide 25 - Quizvraag

Zijn kenmerken van insectenbloemen?
A
kroonbladeren fel gekleurd
B
stempel groot
C
meeldraden buiten de bloem
D
ze ruiken lekker

Slide 26 - Quizvraag

Hebben windbloemen veel of weinig stuifmeel?
A
weinig
B
veel

Slide 27 - Quizvraag

  • Van bloem ...
  • ...tot vrucht en zaad
De bloem bloeit en is op z'n mooist. Insekten worden gelokt door de geur en de kleur. Als ze de bloem bezoeken om nectar te zoeken brengen ze stuifmeelkorrels over van de meeldraden naar de stempel van de stamper
1
De bestuiving en bevruchting zijn achter de rug en de eicellen zijn bevrucht. 
De kroonbladeren en meeldraden hebben geen functie meer. 
Ze verwelken en vallen af
2
De zaadbeginselen ontwikkelen zich tot zaden (de pitten) waaruit een nieuwe plant kan groeien. Het vruchtbeginsel groeit en vormt vruchtvlees dat gegeten wordt door dieren. Als de dieren de zaden opeten worden die later weer uitgepoept. 
3

Slide 28 - Tekstslide

Bevruchting

1. Stuifmeel komt op de stempel.

2. Stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis.

3. Stuifmeelbuis gaat door de stijl heen.

4. Stuifmeelbuis komt bij de eicel in het vruchtbeginsel.

De bloem is bevrucht

Slide 29 - Tekstslide

- In het vruchtbeginsel bevinden zich 1 of meerdere zaadbeginsels.

- In een zaadbeginsel ontstaat één eicel (vrouwelijke geslachtcel). In iedere eicel zit een kern.

Slide 30 - Tekstslide

In de bloem:
Zaadbeginsels worden zaden
Na de bevruchting gaan de zaadbeginsels en het vruchtbeginsel groeien. De zaadbeginsels ontwikkelen zich tot zaden met in elk zaad een bevruchte eicel. 

Als een eicel in een zaadbeginsel niet bevrucht is, verschrompelt dat zaadbeginsel.

De zaden van peulvruchten noem je bonen.

1. Verschrompeld zaadbeginsel: Dit zaadbeginsel is niet bevrucht.
2. Een minder goed ontwikkelt zaad (het kleinere boontje)

1
Restant bloemkelk met bloemsteel

2
Restant van de stijl

3

Slide 31 - Tekstslide

In welk onderdeel van een bloem vindt bevruchting plaats?




A
Helmknop
B
Stempel
C
Stijl
D
Vruchtbeginsel

Slide 32 - Quizvraag


Wat ontwikkelt zich
na de bevruchting
uit het vruchtbeginsel?
de bloem van een appelboom is bevrucht
A
de appel
B
een pitje in de appel
C
het vruchtvlees van de appel
D
Het vruchtvlees en het klokhuis met de pitjes

Slide 33 - Quizvraag

Plaats de juiste zin/woord in het
 juiste 
vierkant. 
Bestuiving
bevruchting
Mannelijk
Vrouwelijk
vruchtbeginsel
Meeldraad
Wanneer stuifmeel op de stempel valt. 
Wanneer een stuifmeelbuisje een zaadje bereikt. 

Slide 34 - Sleepvraag

Aan het werk

Lezen: blz 122,123: Hoe ontstaan zaden
Maken: werkboek blz 60 vraag 8-12

Slide 35 - Tekstslide

Zaadverspreiding 
- Als zaden allemaal vlak bij de moederplant terechtkomen, krijgen ze niet genoeg water en licht. 
- Verspreiding van zaad is dan nodig. 
Dit kan op 3 manieren; 

Slide 36 - Tekstslide

Zaden: verspreiding door wind
De wind neemt de zaden mee. Dit kan alleen als de zaden licht zijn. 

Slide 37 - Tekstslide

Zaden: Verspreiding door dieren
Dieren eten de vrucht op en poepen ze later weer uit. Of de zaden blijven hangen aan de vacht van het dier.

Slide 38 - Tekstslide

Zaden: verspreiding door plant
Vruchten kunnen bijvoorbeeld open knappen. De zaden worden dan tot wel vier meter weggeschoten. 

Slide 39 - Tekstslide

Een levenscyclus van een plant

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Link

Aan het werk

Lezen: blz 123: 
Maken: werkboek blz 61 vraag 13-15
Leren: tesktboek blz 124"Om te onthouden"

Slide 42 - Tekstslide