Wederkerende ww 2 H/V

wederkerende werkwoorden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

 wederkerende werkwoorden
beginnen met "zich": zich wassen, 
zich vergissen, 
zich voelen, 
zich herinneren, 
zich zorgen maken, etc.

Slide 2 - Tekstslide

wederkerend werkwoord: zich...
je
me
je me lave
ik was me 
tu
te
tu te   laves
jij wast je
il / elle / on
se
il se     lave
hij / zij wast zich
nous
nous
nous nous lavons
wij wassen ons
vous
vous
vous  vous lavez
jullie wassen je
ils / elles 
se
elles  se      lavent
zij wassen zich

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Sommige werkwoorden zijn in het Nederlands NIET wederkerend, maar in het Frans wel. 

wakker worden  - se reveiller (niet: zich wakker worden)
opstaan                 - se lever
naar bed gaan   - se coucher
tandenpoetsen - se brosser les dents
wandelen             - se promener

Slide 5 - Tekstslide

À 
7.15 heures...

je me lève.

Slide 6 - Tekstslide

A 7h30...
je me douche et 
je me lave.

Slide 7 - Tekstslide

À 
22h00 heures ...

je me couche. 

Slide 8 - Tekstslide

In de passé composé vervoegen we ...

ALLE wederkerende werkwoorden met een vorm van  ÊTRE

je me suis lavé(e) = ik heb (ben)  me gewassen

tu t'es lavé(e)

il s'est lavé

elle s'est lavée

nous nous sommes lavé(e)s
vous vous êtes lavé(e)(s)
ils se sont lavés

elles se sont lavées

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vul in:
tu ...... laves = jij wast je

Slide 11 - Open vraag

Vul in:
vous .... exprimez = jullie drukken je uit

Slide 12 - Open vraag

Vul in:
ils .... rasent = zij scheren zich

Slide 13 - Open vraag

wij vragen ons af
(se demander)
A
nous demandons
B
nous demandons nous
C
nous nous demandons
D
nous se demandons

Slide 14 - Quizvraag

ik vergis me
(se tromper)
A
je trompe
B
je me trompe
C
je trompe me
D
je se trompe

Slide 15 - Quizvraag

vous vous trompez
je m'entraine
il se lève
ils s'amusent
on se présente
tu te maquilles
men stelt zich voor
zij vermaken zich
ik train
jullie vergissen je
jij maakt je op
hij staat op

Slide 16 - Sleepvraag

u staat op
(se lever)
A
on se lève
B
vous levez
C
on lève se
D
vous vous levez

Slide 17 - Quizvraag

zich vermaken -
zich voorstellen - uitlachen

A
s'amuser - s'habiller - se moquer
B
se sentir - se présenter - se laver
C
s'amuser - se présenter - se moquer
D
s'habiller - se présenter - se sentir

Slide 18 - Quizvraag

zich voelen -
zich aankleden - opstaan

A
s'arrêter - s'habiller - se laver
B
se sentir - s'habiller - se lever
C
se coucher - se maquiller - se bruler
D
s'amuser - s'habiller - se sentir

Slide 19 - Quizvraag

zij traint
(s'entraîner)
A
elle se entraîne
B
elle s'entraîne
C
elle se s'entraîne
D
elles s'entraînent

Slide 20 - Quizvraag

hij vergist zich = ....

A
il se brule
B
il se rase
C
il s'appelle
D
il se trompe

Slide 21 - Quizvraag

Alors ..... tu as compris?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

C'est la fin🏁
.

Slide 23 - Tekstslide