Sociale filosofie week 5

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Verbind de elementen aan de goede betekenis
Persoonlijke overtuigingskracht en charisma
Argumenten en redeneringen
Inspelen op emoties van het publiek
Ethos
Logos
Pathos

Slide 3 - Sleepvraag

Wat zijn stijlfiguren?
A
Technieken om de tekst makkelijker te begrijpen door het gebruik van simpele woorden.
B
Grammaticale regels die de structuur van zinnen bepalen.
C
Taalmiddelen die worden gebruikt om een tekst interessanter of krachtiger te maken, zoals metaforen, alliteraties of herhalingen.
D
Woorden die de betekenis van een tekst uitleggen.

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

1

Slide 6 - Video

01:03
Welke stijlfiguur gebruikt Charlie Chaplin hier?
A
Paradox
B
Tautologie
C
Retorische vraag
D
Metafoor

Slide 7 - Quizvraag

Wat vond je van de speech van Charlie Chaplin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Licht je antwoord bij de vorige vraag toe.

Slide 9 - Open vraag

Welke emoties laat Charlie Chaplin zien?

Slide 10 - Open vraag

Vind je dat de emoties die Charlie Chaplin toont zijn boodschap krachtiger maakt?
Ja
Een beetje
Nee

Slide 11 - Poll

Wie is dit?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Wat vond je van de speech van Greta Thunberg?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Licht je antwoord bij de vorige vraag toe.

Slide 15 - Open vraag

Welke emoties laat Greta Thunberg zien?

Slide 16 - Open vraag

Vind je dat de emoties die Greta Thunberg toont haar boodschap krachtiger maakt?
Ja
Een beetje
Nee

Slide 17 - Poll

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

1

Slide 24 - Video

01:25

A

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Wat is een consumptiemaatschappij?
A
Een samenleving waarin kopen en consumeren centraal staan.
B
Een maatschappij waarin mensen vooral zelfvoorzienend leven en weinig consumeren.
C
Een economisch systeem waarin bedrijven winst maken door massaproductie en -consumptie.
D
Een samenleving waarin alleen de basisbehoeften worden geproduceerd en gekocht.

Slide 31 - Quizvraag

Noem nadelen van de consumptiemaatschappij.

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Video

Wie is volgens jou verantwoordelijk voor de negatieve gevolgen van consumentisme?
De consument
Bedrijven
Overheden

Slide 34 - Poll

Oefendebat
Fast fashion moet extra worden belast. 

Slide 35 - Tekstslide