Kapitel 4

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Gespräche  (Plauderecke A)

Magst du Sport?

Machst du sport?

Welchen Sport findest du cool?

Wie hat Heerenveen am Wochenende gespielt?

Wer hat das Spiel gesehen?

Wie findest du Volleyball?

Wo trainierst du?

Wann trainierst du?

wie oft trainierst du?

Von wann bis wann trainierst du?

Antworten 3.3 Seite 9

1. Großeltern
2. Geschenke
3. Baby
4. gebe
5. Restaurant
6. Butter
7. Löffel
8. essen
9. Frühstück
10. Pfeffer

Grammatik Wiederholung

Verben = werkwoorden

haben und sein

regelmatige werkwoorden

e-st-t-en-t-en

ich 

du 

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

3.5 a. nakijken /    b. samen

1. hast du
2. ich bin
3. was ist (es ist)
4. spielt er
5. wo trainierst du
6. wohnt Klaus (=er)
7. ich spiele
8. kommt ihr
9. wir sind
10. haben Sie

Voorbereiden voor volgende les:

7.1 en 8.1 (lezen en de opdrachten serieus maken!)

Wörterliste B S. 20 lernen

Farben (kleuren) S.22 lernen

8.2

gebruik mijnwoordenboek.nl

hoop (zonder lidwoord)

Lees alle betekenissen en zoek de juiste

fernsehen

das Kino

die Farbe

fietsen

de vrije tijd

mooi

Maak het huiswerk en leer de woordjes

Je kunt ook zelf woordenlijsten maken in een app zoals quizlet

bovenste twee rijtjes van de studieplanner (t/m 11.2)

leren Woordjes A en B en de kleuren