17 - 21 april week 16 Literatuur en gramm

T G 3 D
Welkom

Leg je huiswerk op je tafel

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T G 3 D
Welkom

Leg je huiswerk op je tafel

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen P4: literatuur

  • roman: De jongen op de berg
  • theorie verhaalanalyse (zie werkboekje) met alle opdrachten
  • Nieuw Nederlands: beeldspraak, verwijswoorden
  • de achtergrondinformatie bij de roman

  • TEA 4: summatieve toets literatuur


    Slide 2 - Tekstslide

    Programma deze week
    • Verwijswoorden
    • Lezen in roman De jongen op de berg en bijbehorende opdrachten checken en maken.
    • Uitleg begrip Tijd

    Slide 3 - Tekstslide

    Leerdoelen deze week

    • Je kunt de juiste verwijswoorden gebruiken
    • Je hebt achtergrondinformatie over WO1 verzameld en gecheckt
    • Je hebt verder gelezen in de roman.
    • Je kunt de tijdsbegrippen toepassen op een roman





    Slide 4 - Tekstslide

    Huiswerk
    Opdrachten Romanopdrachtenboekje 1 t/m 3 maken
    Lezen t/m hst 3




    Bespreken

    Slide 5 - Tekstslide

    Even ophalen...
    Verwijswoorden

    Slide 6 - Tekstslide

    Wat valt je op...?  
    • Het bestuur stuurde haar leden een brandbrief.


    • Het meisje die geselecteerd werd voor de hockeyfinale, heeft afgezegd.

    Slide 7 - Tekstslide

    Verwijswoorden 
    Wijzen terug naar eerder genoemd woord (=antecedent)
    • persoonlijke (ik, jij, hij, hem, ons, jullie, zij,...)
    • bezittelijke (mijn, jouw, zijn, haar,...)
    • aanwijzende (deze, die, dat,..) 
    • en betrekkelijke voornaamwoorden (het huis dat, de auto die, iets wat...)

    Slide 8 - Tekstslide

    Slide 9 - Tekstslide

    Verwijswoorden verwijzen naar eerder genoemde woord(en) (= antecedent): 
    • Is het antecedent mannelijk? => hij (hem, zijn, deze, die). De trainer is ziek. Hij komt niet. 
    • Is het vrouwelijk? => zij (ze, haar, deze, die). Kim heeft haar hondje uitgelaten.
    • Onzijdig =>  het (zijn, dit, dat). Het team heeft zijn overwinning gevierd.
    • mv: zij (hun, hen, deze, die). Geef hun dat boek! 



    Slide 10 - Tekstslide

    Een de-woord is vrouwelijk als het gaat om... 

    • Typische woorden als 'koe', 'bibliothecaresse', 'juf'...
    • Woorden die eindigen op: 
    • -heid (vrijheid) / -te (ruimte) / -iek (fabriek) / -nis (geschiedenis)
    • -theek (discotheek) / -ing (regering) / -ie (familie)
    • -teit (criminaliteit) / -schap (vriendschap) / ....
    • Overige woorden: mannelijk

    Slide 11 - Tekstslide

    Verwijzen in combinatie met voorzetsel
    • personen:  voorzetsel & (wie) 
    • Het meisje met wie ik fiets, is vandaag ziek.
    • dieren en dingen: waar / daar & voorzetsel
    • De film waarover ik je vertelde, staat nu op Netflix. 

    Slide 12 - Tekstslide

    Verwijswoorden: WAT 
    • bij "dat/datgene": 
    • Dat wat jij doet, is prachtig!
    • bij "alles, iets, niets": 
    • Alles wat jij zegt is leuk.
    • bij overtreffende trap zónder zn: 
    • Het stomste wat je nu kunt doen, is weglopen.

    Slide 13 - Tekstslide

    Welk verwijswoord?
    • Toen dit bedrijf winst ging maken, gaf .... een bonus aan .... werknemers.
    • De demissionaire regering heeft .... ministers bijeengeroepen voor overleg.
    • Floris-Jan, ...... ik in het hockeyteam zit, doet nu eindexamen.
    • De auto, .... ik op vakantie ga, is een Lamborghini.
    • Het irritantste ..... jij doet is dat je de hele tijd appt. 

    Slide 14 - Tekstslide

    Welk verwijswoord?
    • Toen dit bedrijf winst ging maken, gaf HET een bonus aan ZIJN werknemers.
    • De demissionaire regering heeft HAAR ministers bijeengeroepen voor overleg.
    • Floris-Jan, MET WIE ik in het hockeyteam zit, doet nu eindexamen.
    • De auto, WAARMEE ik op vakantie ga, is een Lamborghini.
    • Het irritantste WAT jij doet is dat je de hele tijd appt. 

    Slide 15 - Tekstslide

    Hoe vul je de zin correct aan?
    • Toen de leerlingen terugkeerden van hun buitenlandse reis, wachtten de ouders ... op.
    • De film, .... genomineerd was voor een prijs, is in Letland opgenomen.
    • Ik ga elk jaar op reis, ... ik heel leuk vind.
    • De commissie heeft ..... beleid goed toegelicht. 


    Slide 16 - Tekstslide

    Verwijswoord controleren op
    • geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig)
    • functie (lijd. vw; meew. vw)
    • hun => mwvw ZONDER VZ: Ik geef hun een boek.  
    • hen=> mwvw MET VZ: Ik geef aan hen een boek
    • hen => lijd. en voor alles met een VZ
    • persoon of dier/ding
    Hst 2, Zinsdelen en Formuleren

    Slide 17 - Tekstslide

    Functie, geslacht, persoon/ding
    1. *Je vrienden zijn leuk, maar ik leen hen geen fiets.
    2. *Het bestuur heeft haar leden gemaild.
    3. *De jongen waarvan ik geld geleend heb, is al naar huis.
    4. *Het geld wat je gespaard hebt, kun je voor rijlessen gebruiken.

    Slide 18 - Tekstslide

    Functie, geslacht, persoon/ding
    1. Je vrienden zijn leuk, maar ik leen HUN geen fiets.
    2. Het bestuur heeft ZIJN leden gemaild.
    3. De jongen VAN WIE ik geld geleend heb, is al naar huis.
    4. Het geld DAT je gespaard hebt, kun je voor rijlessen gebruiken.

    Slide 19 - Tekstslide

    Zelfstandig werken
    zie opdrachten Nw Ned (planning)


    Hierna: roman De jongen op de berg

    Slide 20 - Tekstslide

    T G 3 D
    Welkom

    Slide 21 - Tekstslide

    Huiswerk
    Opdrachten Nw Ned maken (zie planning) Hst 2 Gramm en Formuleren. 

    Roman opdrachten 3 Personages en 4 D'Artagnan maken. Let op: lezen in roman tijdens de vakantie t/m Hst 7.

    Print zo nodig de roman

    Slide 22 - Tekstslide

    Leerdoel deze week
    • Je kunt de juiste verwijswoorden gebruiken
    • Je kent de begrippen congruentie en inversie en kunt fouten opsporen 
    • Je hebt achtergrondinformatie over WO1 verzameld en gecheckt
    • Je hebt verder gelezen in de roman
    • Begrippen tijd toepassen op de roman

    Slide 23 - Tekstslide

    Congruentie
    ik  (ev)                    kook (ev)

    kinderen  (mv)     slapen (mv)

    Een enkelvoudig ow heeft een ev. pv
    Een meervoudig ow heeft een mv. pv

    Slide 24 - Tekstslide

    Bijzondere gevallen
    • Enkelvoudige kern en meervoudige nabepaling => pv in het enkelvoud 
    • bv: De groep (kern) betogers (nabepaling) wandelde naar het Malieveld.
    • Verzamelnaam => pv in het enkelvoud
    • bv: De jeugd is verzot op TikTok.

    Slide 25 - Tekstslide

    Bijzondere gevallen 2
    • 'Een van de + mv + die'-constructie: pv in het mv
    • Een van de politici die onder vuur lagen, was Mark Rutte
    • meervoudige titels, rekeneenheden: pv in het ev 
    • "De Hongerspelen" is een fantastisch boek. 
    • Twee kilo kaas kost meer dan 15 euro. 

    Slide 26 - Tekstslide

    Fouten met congruentie = incongruentie

    ow en pv stemmen niet 
    overeen in getal

    Slide 27 - Tekstslide

    Voorbeelden van incongruentie
    • *De media schrijft veel over... (ow lijkt ev)
    • * Uit dat onderzoek blijkt dat de meerderheid van de leerlingen tegen de prijsverhoging zijn... (ow lijkt mv)
    • *De bezoekers worden verzocht de winkel te verlaten. (de bezoekers = mw, geen ow)

    Slide 28 - Tekstslide

    Zinsvolgorde
    • Onderwerp, Pers.vorm, Andere zinsdelen (OPA)
    • We gaan met kerst altijd skiën.
    • POA of APO = inversie. Persoonsvorm staat dan VOOR het ow
    • Met kerst (A: ander zinsdeel) gaan (P: pv) we (O:ow) altijd skiën 

    Slide 29 - Tekstslide

    Foutieve inversie in nevengeschikte zinnen
    • *Zaterdagmiddag ben ik gaan zwemmen en (--) was ik pas om tien uur 's avonds thuis.
    • Verbeteren kan op twee manieren:
    • Zaterdagmiddag ben ik gaan zwemmen en ' s avonds was ik pas om tien uur thuis.
    • Zaterdagmiddag ben ik gaan zwemmen en ik was pas om tien uur 's avonds thuis.

    Slide 30 - Tekstslide

    Check! 
    1. Tegenwoordig is op alle dancefeesten allerlei synthetische drugs te koop.
    2. 's Morgens gaat Henny roeien en wil hij 's middags mountainbiken. 

    Slide 31 - Tekstslide

    Check! 
    1. *Tegenwoordig is op alle dancefeesten allerlei synthetische drugs te koop.
    2. Tegenwoorden ZIJN  .... drugs te koop. 
    3.  * 's Morgens gaat Henny roeien en wil hij 's middags mountainbiken. 
    4. 's Morgens gaat Henny roeien en HIJ WIL ...

    Slide 32 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog? 

    Slide 33 - Tekstslide

    Uitleg literaire begrippen
    document staat ook op Teams, Bestanden, Lesmateriaal

    Slide 34 - Tekstslide

    Tijd
    • Waaraan zie je in welke tijd een verhaal of film zich afspeelt? 
    • ...
    • voorwerpen, omgangsvormen, wel of geen internet, voertuigen, taalgebruik, etc.  
    • => dit noem je de historische tijd

    Slide 35 - Tekstslide

    Welke tijd?
    Een jongen komt bij in een snikhete, kale grasvlakte. Hij kan zich niets meer herinneren. Tot zijn opluchting vindt hij een rugzak met daarin een telefoon. Hij wil het alarmnummer intoetsen, maar ziet dat hij een voicemailbericht heeft ontvangen. Hij luistert het af en hoort zijn eigen stem zeggen: ‘Wat er ook gebeurt, bel in geen geval de politie.’

    Slide 36 - Tekstslide

    Boy 7, Mirjam Mous, 2009
    Aanwijzigingen:
    - mobiele telefoon
    - voicemailberichten

    Slide 37 - Tekstslide

    Welke tijd?
    'Om halfdrie keerden de Van Raats van het souper terug naar het Nassauplein. Hun huis was stil, de knecht en de meiden waren naar bed. Terwijl Henk zijn sleutel in den zak stak, stelde Betsy zich haar slapenden jongen voor, met gesloten vuistjes, in zijn wit bedje. Zij nam de bougie, van den pijler der trap, en ging naar boven.'

    Uittreksel van: Louis Couperus. 'Eline Vere'. iBooks. https://books.apple.com/nl/book/eline-vere/id511062936

    Slide 38 - Tekstslide

    1888, Eline Vere, Couperus
    Aanwijzigingen:
    - taalgebruik en schrijfwijze
    - knecht en meiden als personeel
    - kaars als verlichting 

    Uittreksel van: Louis Couperus. 'Eline Vere'. iBooks. https://books.apple.com/nl/book/eline-vere/id511062936

    Slide 39 - Tekstslide

    Vertelde tijd = tijdsduur van het verhaal
    Verhaal kan een paar dagen, een paar maanden of een aantal jaar duren.
    Hoe zit dit bij De jongen op de berg?


    Verteltijd: hoe lang je erover doet om het verhaal te lezen. Je drukt dit uit in pagina's / regels / woorden.

    Slide 40 - Tekstslide

    Een verhaal is vaak niet-chronologisch
    • flashback: terug in de tijd. Doel: extra informatie en/of spanning bieden, verklaring geven voor heden
    • flashforward: je leest iets over de toekomst (vooruitwijzing). In principe bij auctoriale verteller. Doel: spanning opbouwen. 
    • Voorbeeld: Hij keek de trein nog na, maar trapte toen stevig door en kwam gelukkig ruim voor de bel bij het fietsenhok aan. Opgelucht liep hij de school binnen. Maar Wouter wist niet dat die beslissing bij het spoor hem nog duur zou komen te staan!

    Slide 41 - Tekstslide

    Een verhaal is vaak niet-chronologisch
    • tijdssprong: er wordt een stuk tijd overgeslagen. Doel: overbodige info weglaten, vaart houden in het verhaal. 
    • versnelling: wat er allemaal gebeurt, is kort opgeschreven. Doel: vaart houden in het verhaal
    • vertraging: wat er allemaal gebeurt, is heel uitgebreid beschreven. Doel: extra spanning opbouwen.
    • opbouw: aantal hoofdstukken, hoofdstuktitels en betekenis, witregels, veranderingen (overgeslagen tijd of perspectiefwisseling) bij een nieuw hoofdstuk.

    Slide 42 - Tekstslide

    Kijkopdracht - James Bond

    Slide 43 - Tekstslide

    Slide 44 - Video

    Welke vragen heb je nog? 

    Slide 45 - Tekstslide

    Voorlezen

    Daarna verder lezen (t/m Hst 7) en opdrachten t/m 7 maken

    Slide 46 - Tekstslide

    Wat heb je opgestoken van deze les?


    Extra opdrachten staan klaar bij Nieuw Ned

    Slide 47 - Tekstslide