H5 Verbanden en Signaalwoorden teksten

TEKSTVERBANDEN

Nederlands 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

TEKSTVERBANDEN

Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden de tekstverbanden

tijdsvolgorde (chronologie),  oorzaak-gevolg en voorwaarde in een tekst herkennen en begrijpen

verbanden en signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Kies de twee goede antwoorden.

Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...helpen je een tekst beter te begrijpen

Slide 3 - Quizvraag

Weet je nog?

'Zoals' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 4 - Quizvraag

Weet je nog?

'Daarentegen' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 5 - Quizvraag

Weet je nog?

'Verder' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 6 - Quizvraag

Weet je nog?

'maar' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 7 - Quizvraag

Weet je nog?

'Echter' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 8 - Quizvraag

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 9 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

je de tekst

beter begrijpt.


Slide 10 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 11 - Tekstslide

In de volgende slides krijg je uitleg en voorbeelden over de tekstverbanden


  • tijdsvolgorde (chronologie)
  • oorzaak en gevolg
  • voorwaarde

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 19 - Quizvraag

Welke drie signaalwoorden voor tijdsvolgorde zie je in de zin:

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.

Slide 20 - Open vraag

Welk tekstverband herken je?

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 21 - Quizvraag

Welk signaalwoord voor oorzaak-gevolg herken je in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 22 - Open vraag

Wat is de oorzaak in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het gevolg in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 24 - Open vraag

Welk tekstverband herken je?

Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 25 - Quizvraag

Welk signaalwoord voor volgorde herken je in de zin:

Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.

Slide 26 - Open vraag

Lees (en beluister) de tekst

Slide 27 - Tekstslide

Lees (en beluister) de tekst

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 29 - Open vraag

Hoe wordt het onderwerp van de tekst in de eerste alinea ingeleid? Kies uit:
A
door de aanleiding voor het schrijven van de tekst te noemen
B
door een persoonlijke ervaring van de schrijver te noemen
C
door het probleem van de tekst te beschrijven
D
door informatie over de voorgeschiedenis te geven

Slide 30 - Quizvraag

Waarom heeft de schrijver tabellen in de tekst opgenomen?

Slide 31 - Open vraag

In alinea 2 is er sprake van een oorzaak-gevolgverband. Aan welk signaalwoord zie je dat?

Slide 32 - Open vraag

Noteer de oorzaak die in alinea 2 staat.

Slide 33 - Open vraag

Aan welke woorden herken je de tijdsvolgorde in alinea 2 en 3?

Slide 34 - Open vraag

Zowel in alinea 6 als in alinea 7 is er sprake van een voorwaarde. Aan welke signaalwoorden zie je dat?

Slide 35 - Open vraag

Noteer de voorwaarde die in alinea 6 staat.

Slide 36 - Open vraag

Wat is het belangrijkste schrijfdoel van de auteur?
Leg je antwoord uit.

Slide 37 - Open vraag

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden de tekstverbanden

tijdsvolgorde (chronologie),  oorzaak-gevolg en voorwaarde in een tekst herkennen en begrijpen

verbanden en signaalwoorden

Slide 38 - Tekstslide