mens en zorg B


A
Ja, er zit genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
B
Ja, ze mag maximaal 10 tabletten per dag nemen.
C
Nee, er zit niet genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
D
Nee, ze mag alleen de eerste keer dat de migraine opkomt, een tablet nemen.
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


A
Ja, er zit genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
B
Ja, ze mag maximaal 10 tabletten per dag nemen.
C
Nee, er zit niet genoeg tijd tussen de eerste en de tweede tablet.
D
Nee, ze mag alleen de eerste keer dat de migraine opkomt, een tablet nemen.

Slide 1 - Quizvraag

Jij geeft een buikstoot. Hoe doe je dat?
Wat is de juiste volgorde?

1. Zorg dat het slachtoffer licht voorover buigt
2. Sla je armen van achteren om het slachtoffer heen
3. pak met je andere hand de vuist vast
4. trek met een stevige ruk je handen schuin omhoog
5. leg een vuist met de duim in je hand, op de buik van het slachtoffer, ter hoogte van het middenrif
A
2,5,1,3,4
B
2,5,3,1,4
C
5,3,2,1,4
D
4,3,2,5,1

Slide 2 - Quizvraag

Hoe weet je dat iemand bewusteloos is?
A
het slachtoffer zijn reflexen zijn gewoon intact
B
het slachtoffer reageert niet op prikkels zoals aanraken of stemgeluid
C
het slachtoffer reageert lichtjes en heeft frisse lucht nodig
D
het slachtoffer kun je na 10 min weer langzaam laten zitten

Slide 3 - Quizvraag

Hoe kun je controleren of iemand nog ademt?
A
door hand op zijn borst/buik te leggen
B
door polsslag te voelen
C
door je oor voor zijn neus en mond te leggen
D
door te kijken of zijn borstkast op en neer gaat

Slide 4 - Quizvraag

Er is iemand flauwgevallen op het leerplein. Het slachtoffer is niet bewusteloos. Wat doe je als eerste?
A
je laat het slachtoffer zitten
B
je geeft het slachtoffer mond - op- mondbeademing
C
je legt de benen van het slachtoffer iets lager dan de rest van het lichaam
D
je zorgt dat het slachtoffer voldoende frisse lucht krijgt.

Slide 5 - Quizvraag

Hoe stop je het bloeden bij iemand met een tand door de lip?
A
je plakt een pleister op de lip en vervangt hem indien nodig
B
je dept de wond met een gaasje tot het bloeden is gestopt
C
je houdt een steriel gaasje tien minuten op de wond
D
je dept de wond met een watje tot het bloeden is gestopt.

Slide 6 - Quizvraag

Op de school waar jij stage loopt, heeft Denise bij een stoeipartij per ongeluk een harde stomp in haar gezicht gekregen. Denise moet hard huilen en het bloed drupt uit haar neus. Wat moet zij doen?
Kies in elke zin het juiste woord. Zet een cirkel om het juiste woord. Je kunt steeds kiezen uit 2 of 3 woorden.
Zij moet haar hoofd achterover / rechtop / voorover houden.
Zij moet haar neus wel / niet snuiten.
Zij moet haar neus 5 / 10 / 20 minuten dichtknijpen.

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste woorden in.
Hoe noem je de meting van de bloeddruk wanneer het hart ontspannen is?
……………………………………………………………………………………….
Welke apparatuur heb je nodig om de bloeddruk te meten?
Een ………….…………………………………………………


Slide 8 - Open vraag

Vanaf welke lichaamstemperatuur spreken we van koorts?

……………………………… graden

Slide 9 - Open vraag

Op de verpakking van een medicijn staat het volgende:
• Maximaal 5 mg medicijn per kg lichaamsgewicht per dag
• 1 tablet van dit medicijn weegt 40 mg

Annelies weegt 64 kg. Hoeveel tabletten van dit medicijn mag zij per dag maximaal innemen?
………………………………… tabletten

Slide 10 - Open vraag

Gaan de volgende krantenkoppen over diabetes type 1 of type 2?

Diabetes type 1
Diabetes type 2
Nieuwe uitvinding voor kinderen met diabetes: bloedsuiker meten zonder prikken.
Kwartier bewegen per dag verlaagt risico op diabetes.
Meer mensen met diabetes door stijging van de gemiddelde leeftijd. 
Paar kilo afvallen zorgt al voor lager risico op diabetes.

Slide 11 - Sleepvraag

Wat zijn voorbeelden van non-verbale communicatie?
Kies het juiste antwoord

A
Een e-mail sturen.
B
schouders optrekken. Emoji (smileys) gebruiken in een sms.
C
Je duim opsteken. Glimlachen.
D
Telefoongesprek voeren, zwaaien.

Slide 12 - Quizvraag

Vraag 27 [2 punten]
Wat zijn voorbeelden van open vragen en gesloten vragen?

Gesloten vragen
Open vragen
Bent u moe?
Wilt u vandaag of morgen uw zoon bellen?
Hoe smaakte het eten vanmorgen?
Waarom bent u boos?
Wilt u nu de krant lezen?
Wat heeft u voor uw verjaardag gekregen?

Slide 13 - Sleepvraag