Toets 4 groep 7 Platteland

• Aardrijkskunde
• Basisschool
• Groep 7,8

Waar of niet waar?
Er is veel landbouw nodig om in Europa iedereen voedsel te geven.

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Er worden veel producten geproduceerd om buiten Europa te verkopen.

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Niet elk land in Europa heeft landbouw.

1. waar
2. niet waar

Wat is waar?
appel en peren komen vaak/altijd uit Nederland.

1. vaak
2. altijd

Wat is waar?
De meeste citroenen, sinaasappels en olijfolie/tomatenpuree komen uit Spanje.

1. olijfolie
2. tomatenpuree

Wat is waar?
Melk in de supermarkt komt van boeren uit Overijssel/Gelderland.

1. Overijssel
2. Gelderland

Wat is het doel van bio-industrie?

1. gezondere producten kweken.
2. het milieu verbeteren
3. met zo min mogelijk kosten zoveel mogelijk verdienen.

waar of niet waar?
Nederlandse landbouwbedrijven werken steeds minder met machines.

1. waar
2. niet waar

waar of niet waar?
Machines doen het werk goedkoper en sneller dan mensen.

1. waar
2. niet waar

waar of niet waar?
De boeren produceren steeds meer producten voor meer mensen.

1. waar
2. niet waar

1

2

3

4

5

Er was na de WO II groot voedseltekort.

Boeren kregen een vaste prijs

Arme landen kregen gratis voedsel.

Boeren gingen andere producten verbouwen.

Oost-Europese landen kregen subsidie om hun bedrijf te moderniseren.

Wat is waar?
Boeren die een vaste prijs kregen, gingen steeds meer/minder produceren.

1. meer
2. minder

Wat is waar?
Een melkquotum is hetzelfde/niet hetzelfde als overproductie.

1. zelfde
2. niet hetzelfde

Wat is waar?
Voedselhulp aan arme landen was wel/geen goede oplossing voor het overschot van producten.

1. wel
2. geen

overproductie

In 1985 kwam er een nieuwe subsidieregeling voor boeren in Europa. Waar gingen de regels van die regeling over?

1. over gezondheid niet over het milieu
2. Over het milieu, niet over gezondheid.
3. Over gezondheid en milieu
4. Over boer zoekt vrouw