week 3 les 2

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Typ het woord dat je hoort

Typ het woord dat je hoort

Typ het woord dat je hoort

Typ het woord dat je hoort

Typ het woord dat je hoort

Typ het woord dat je hoort

Typ het woord dat je hoort

Typ het woord dat je hoort

Typ het woord dat je hoort

hij dooft

1. tt
2. vt
3. vd

hij dooft
v.t. hij...........

hij dooft
v.d. hij heeft...........

Eef tut zich op

1. tt
2. vt
3. vd

Eef tut zich op
v.t. Eef..........zich.......

Eef tut zich op
v.d. Eef heeft zich.......

reed jij?

1. tt
2. vt
3. vd

reed jij?
t.t...........jij?

reed jij?
v.d. heb jij............?

we hebben ontbeten

1. tt
2. vt
3. vd

wij hebben ontbeten
t.t. wij..........

Zij zoeken meer informatie.

1. 1e persoon mv
2. 2e persoon mv
3. 3e persoon mv

We lazen over aardbevingen.

1. 1e persoon mv
2. 2e persoon mv
3. 3e persoon mv

Wisten jullie dat al?

1. 1e persoon mv
2. 2e persoon mv
3. 3e persoon mv

luiden
t.t. Waarom............de klok steeds?

herhalen
t.t. De juf.........de zin nog 1 keer.

Hebben
v.t..............jij de brieven al gepost?

schaden
v.t. Roken...........de gezondheid van de patiënt.

klappertanden
Heb jij wel eens..........

vermenigvuldigen
Heb jij die som goed..........?

vermenigvuldigen
De................som.

scheren
Het............schaap