ablativus

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
  1. Herhaling naamvallen
  2. Uitleg nieuwe naamval: ablativus
  3. Oefeningen met ablativus + bespreking
  4. Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Na deze les:
  1. …Weet je hoe de ablativus eruit ziet
  2. …Waar de ablativus voor wordt gebruikt
  3. …Hoe je de ablativus vertaalt

Slide 4 - Tekstslide

Weet je nog?
De nominativus wordt gebruikt als:

De accusativus wordt gebruikt als:

De dativus wordt gebruikt als:

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog?
De nominativus wordt gebruikt als:
onderwerp
De accusativus wordt gebruikt als:

De dativus wordt gebruikt als:

Slide 6 - Tekstslide

Weet je nog?
De nominativus wordt gebruikt als:
onderwerp
De accusativus wordt gebruikt als:
lijdend voorwerp
De dativus wordt gebruikt als:

Slide 7 - Tekstslide

Weet je nog?
De nominativus wordt gebruikt als:
onderwerp
De accusativus wordt gebruikt als:
lijdend voorwerp
De dativus wordt gebruikt als:
meewerkend voorwerp (vertalen met 
aan/voor)

Slide 8 - Tekstslide

Nieuw: ablativus!
De nominativus wordt gebruikt als:
onderwerp
De accusativus wordt gebruikt als:
lijdend voorwerp
De dativus wordt gebruikt als:
meewerkend voorwerp (vertalen met 
aan/voor)

Slide 9 - Tekstslide

Nieuw: ablativus!
De nominativus wordt gebruikt als:
onderwerp
De accusativus wordt gebruikt als:
lijdend voorwerp
De dativus wordt gebruikt als:
meewerkend voorwerp (vertalen met 
aan/voor)
De ablativus wordt gebruikt als:
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Wat is een bijwoordelijke bepaling? 
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag:
- waarmee/met wie                                           - wanneer
- waar(vandaan/heen)                                      - hoe
waardoor                                                              - hoeveel

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in onderstaande zin?
Elke dag fiets ik met mijn vriendin van huis via de markt naar school

Slide 11 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Wat is een bijwoordelijke bepaling? 
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag:
- waarmee/met wie                                           - wanneer
- waar(vandaan/heen)                                      - hoe
waardoor                                                              - hoeveel

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in onderstaande zin?
Elke dag fiets ik met mijn vriendin van huis via de markt naar school

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen
`Jullie krijgen 10 vragen: 2 keer een serie van 5
Bij elke serie van vragen krijgen jullie een uitleg: let dus goed op!

Slide 16 - Tekstslide

Welk woord kan geen ablativus zijn?
umbra – locis – Olympo – equi

Slide 17 - Tekstslide

Welk woord kan geen ablativus zijn?
umbra – locis – Olympo – equi
-i is geen uitgang van de ablativus

Slide 18 - Tekstslide

Welk woord kan geen ablativus zijn?
A
terra
B
domino
C
templo
D
dei

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord kan geen ablativus zijn?
A
silvis
B
silvae
C
silva
D
dono

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord kan geen ablativus zijn?
A
gladium
B
gladio
C
femina
D
feminis

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord kan geen ablativus zijn?
A
puellis
B
deo
C
templa
D
templo

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord kan geen ablativus zijn?
A
deis
B
silva
C
feminae
D
dominis

Slide 23 - Quizvraag

Zet van enkelvoud naar meervoud of van meervoud naar enkelvoud met behoud van de naamval!


Bijvoorbeeld: dona

Slide 24 - Tekstslide

Zet van enkelvoud naar meervoud of van meervoud naar enkelvoud met behoud van de naamval!


Bijvoorbeeld: dona --> nom. of acc. mv.
Wat is de nom./acc. ev. van dona?

Slide 25 - Tekstslide

Zet van enkelvoud naar meervoud of van meervoud naar enkelvoud met behoud van de naamval!


Bijvoorbeeld: dona --> nom. of acc. mv.
Wat is de nom./acc. ev. van dona?
donum!

Slide 26 - Tekstslide

Zet van ev. naar mv. of van mv. naar ev. met behoud van de naamval!
domino
A
domini
B
dominis
C
dominos
D
dominum

Slide 27 - Quizvraag

Zet van ev. naar mv. of van mv. naar ev. met behoud van de naamval!
puellam
A
puella
B
puellae
C
puellas
D
puellis

Slide 28 - Quizvraag

Zet van ev. naar mv. of van mv. naar ev. met behoud van de naamval!
deos
A
deo
B
deus
C
deum
D
dei

Slide 29 - Quizvraag

Zet van ev. naar mv. of van mv. naar ev. met behoud van de naamval!
templis
A
templa
B
templo
C
templum

Slide 30 - Quizvraag

Zet van ev. naar mv. of van mv. naar ev. met behoud van de naamval!
feminae (let op: 2 mogelijkheden!)

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide