Les H6.1

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Programma 
  • Terugblik vorige les 
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 6.1
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Aan het werk (keuze)
  • Afronding van deze les 

Slide 3 - Tekstslide

Waar is er sprake van als je kijkt naar de miljoenennotaposter van 2015?
A
Begrotingstekort
B
Begrotingsoverschot

Slide 4 - Quizvraag

Als je producten koopt in een winkel dan betaal je hierover belasting. Welke belasting moet je dan betalen?
A
Vennootschapsbelasting
B
btw
C
accijns
D
rioolheffing

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noemen we de belastingen zoals btw en accijns?
A
Directe belastingen
B
Indirecte belastingen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noemen we de belastingen zoals btw en accijns?
A
Directe belastingen
B
Indirecte belastingen

Slide 7 - Quizvraag

Doelen van deze les 
  • Je weet hoe de overheid ons inkomen kan bepalen. 
  • Je weet waarom loonheffing wordt ingehouden en wat inkomstenbelasting is. 
  • Je kent de termen belastbaar inkomen, eigenwoningforfait en aftrekposten. 
  • Je weet hoe je het belastbaar inkomen en eigenwoningforfait berekent
  • Je weet wat we bedoelen met arbeidskorting en algemene heffingskorting. 

Slide 8 - Tekstslide

Brutoloon
Dat is wat je per maand ontvangt voor je werkzaamheden. Vaak bereken je dit door je uurloon x gewerkte uren te doen. Over dit bedrag moet je nog belasting betalen. 
Nettoloon
Dit is je brutoloon - belastingen. Het nettoloon is het bedrag wat je op je bankrekening ontvangt als je loon is bijgeschreven. 

Slide 9 - Tekstslide

Is je inkomen
te laag?
Dan heb je mogelijk recht op een toeslag. Dat is een bedrag om (een deel van) deze kosten te betalen. 
  • zorgtoeslag 
  • huurtoeslag 
  • kinderopvangtoeslag 


Slide 10 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Iedereen moet over zijn inkomen inkomstenbelasting betalen. Na afloop van een jaar krijg je via MijnOverheid.nl bericht dat je aangifte van je inkomsten moet doen.

Na aangifte krijg je een aanslag, hierin staat wat je aan inkomstenbelasting verschuldigd bent.

Slide 11 - Tekstslide

Boxen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in boxen.

BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, hoef je niet te kennen
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen

Slide 12 - Tekstslide

Box 1
  • belasting over inkomen uit werk en eigen woning
  • inkomen uit werk is loon of nettowinst
  • je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen (aftrekposten)
  • als je een eigen woning hebt moet je een bedrag bij je inkomen optellen, en daar moet je dus belasting over betalen

Slide 13 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Je betaalt belasting over je belastbaar inkomen. 

Het belastbaar inkomen bereken je als volgt: inkomen + bijtellingen - aftrekposten.

Slide 14 - Tekstslide

Bijtellingen
Als je een eigen woning hebt, of bijvoorbeeld een auto van de zaak, ziet de belastingdienst als een vorm van inkomen, en daar moet je belasting over betalen. Hoeveel is afhankelijk van de waarde van je woning.

Het eigenwoningforfait is een percentage van de waarde van de woning wat als belasting betaald moet worden.

Slide 15 - Tekstslide

Aftrekposten
De rente die je betaalt voor de hypotheek van je eigen woning mag je aftrekken. Maar ook bijvoorbeeld bepaalde ziektekosten, reiskosten of studiekosten.

Slide 16 - Tekstslide

     brutoloon
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,55%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-        -
Bijtelling         € 250.000 x 0,55 : 100 =      € 1.375,-          +
Belastbaar inkomen                                          € 26.125,-        

Slide 18 - Tekstslide

Loonheffing
Als je werknemer bent, betaal je loonheffing over je loon. De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen (zoals AOW). Daarnaast worden ook voor de werknemersverzekeringen (zoals de WW) premies ingehouden.

Loonheffing is eigenlijk hetzelfde als inkomstenbelasting, maar dan vooraf ingehouden door de belastingdienst. Bij de aangifte zal blijken of het betaalde bedrag voldoende is, of teveel. Je moet of bijbetalen, of je krijgt geld terug.

Slide 19 - Tekstslide

 
Brutoloon
- Loonheffing (= loonbelasting + premies volksverzekeringen)
- Premies werknemersverzekeringen
----------------------------------------------------------------------------------
Nettoloon



De loonheffing is een 
voorheffing van de belastingsdienst! 

Slide 20 - Tekstslide

Heffingskortingen 
Alle werkenden in Nederland krijgen een vrijstelling van belasting over hun inkomen: arbeidskorting. Dit krijg je niet als je eigen baas bent, een uitkering hebt of om een andere reden niet werkt. De algemene heffingskorting geldt voor iedereen. 

Deze bedragen haal je
van de belasting af. 

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk 

De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Deze les maken H6.1: opgave 2 t/m 11. 
Begin met opgaven 8 t/m 11, deze gaan we zo bespreken.
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 
  • Huiswerk maken H6.1: 2 t/m 11. 
  • Werken op eindexamensite (hiermee afronden mogelijk)
  • Oefenen Quizlet
  • Maken eigen samenvatting + rekenopdrachten 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Afronding van deze les 
  • Je weet hoe de overheid ons inkomen kan bepalen. 
  • Je weet wat economische groei kan betekenen voor de economie in een land.
  • Je kent de gevolgen van groei voor de overheidsfinanciën en je weet wat burgers hiervan merken. 
  • Je weet wat we bedoelen met economische krimp: recessie en depressie (economische crisis).  

Slide 25 - Tekstslide

Tot later!

Slide 26 - Tekstslide