Week 22

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Lesefertigkeit üben
Je kunt voorspellen waar een tekst over gaat. 
Signalwörter
Je kunt signaalwoorden herkennen. 
Je kunt a.d.h.v. signaalwoorden de opbouw van een tekst/zin ontdekken. 
Falsche Freunde
Je weet wat het begrip Falsche Freunde betekend. 
Je kent 5 veel voorkomende Falsche Freunde en kunt deze gekennen in de tekst. 
Woche 22
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Lesefertigkeit üben
Je kunt voorspellen waar een tekst over gaat. 
Signalwörter
Je kunt signaalwoorden herkennen. 
Je kunt a.d.h.v. signaalwoorden de opbouw van een tekst/zin ontdekken. 
Falsche Freunde
Je weet wat het begrip Falsche Freunde betekend. 
Je kent 5 veel voorkomende Falsche Freunde en kunt deze gekennen in de tekst. 
Woche 22
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)

Slide 1 - Tekstslide

Lesefertigkeit üben 

Slide 2 - Tekstslide

Signalwörter
Staan vaak aan het begin van de zin of na een komma. 
Geven aan hoe een tekst is opgebouwd. 



Slide 3 - Tekstslide

Uitbreiding / opsomming 
Reden / oorzaak
Tegenstelling
Gevolg / conclusie 
Voorbeeld
Beperking
deshalb (daarom)
außerdem (bovendien)
aber (maar)
denn (want)
etwa (bijvoorbeeld)
nur (slechts, alleen maar)

Slide 4 - Sleepvraag

Signalwörter
Was: Suche im Text so viel wie möglich Signalwörter
Wer: zu Zweit (flüsterend)
Wie: Schreibe die Bedeutung dazu
Hilfe: WRTS - Duits: signaalwoorden (ctrl f + signaalwoord)
Früher fertig: WRTS - Duits: signaalwoorden lernen





timer
7:00

Slide 5 - Tekstslide

Falsche Freunde
Woorden die lijken op het Nederlands, maar een hele andere betekenis hebben. 


Slide 6 - Tekstslide

Falsche Freunde
1. Maak een document aan genaamd: Falsche Freunde
2. De komende tijd gaan we hierin de Falsche Freunde die we in de teksten tegenkomen verzamelen. 
3. Vandaag zijn dat: 





4. Schrijf het Duitse woord en de Nederlandse vertaling in het document. 
5. Klaar: Zoek de Falsche Freunde in de tekst en schrijf de vertaling erbij. 
fast = bijna 
aufhören = stoppen 
ich höre auf = ik stop
Entscheidung = beslissing
möchten = zou graag willen

Slide 7 - Tekstslide

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Woche 22
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)
Planung
Ziele
Check
Lesefertigkeit üben
Je kunt een langere Duitse tekst op A2-niveau begrijpen. 
Grammatik wiederholen
Je kent de regels van ein- en kein-. 
Je kunt de bezittelijk voornaamwoorden gebruiken. 
Arbeiten an der Wochenaufgabe
Wochenaufgabe Woche 23

Slide 8 - Tekstslide

Lesefertigkeit üben 

Slide 9 - Tekstslide

Lesefertigkeit üben 

Slide 10 - Tekstslide

Grammatik wiederholen
ein = een
kein = geen 

Vrouwelijke en meervoud woorden krijgen een extra ´e´ bij ein/kein. 
Anders gezegd: Alle die woorden krijgen een extra ´e´ bij ein/kein. 




Slide 11 - Tekstslide

Grammatik erklären
Dit geldt ook voor de bezittelijk voornaamwoorden. 

Bezittelijk voornaamwoorden geven een bezit aan. Geven aan van wie iets is.           
mijn boek 

Staat een bezittelijk voornaamwoord voor een vrouwelijk/meervoud woord (die-woord), dan krijgt het een extra -e. 
mein Bruder (m)
meine Schwester (v)


mijn
mein(e)
jouw, je
dein(e)
zijn
sein(e)
haar
ihr(e)
ons, onze
unser(e)
jullie
euer (m+o)
eure (v + mv)
hun
ihr(e)
uw
Ihr(e)

Slide 12 - Tekstslide

Let op:
ihr komt 3 keer voor als bezittelijk voornaamwoord. 
  • ihr = haar
  • ihr = hun 
  • Ihr = uw (let op de hoofdletter)

jullie krijgt geen extra e, de e verplaatst. 
  • Voor mannelijke en onzijdige woorden: euer
  • Voor vrouwelijke en meervoud woorden: eure



mijn
mein(e)
jouw, je
dein(e)
zijn
sein(e)
haar
ihr(e)
ons, onze
unser(e)
jullie
euer (m+o)
eure (v + mv)
hun
ihr(e)
uw
Ihr(e)

Slide 13 - Tekstslide

Grammatik üben
Was: Aufgabe 28, Seite 154 im Buch
Wer: zusammen 
Wie: Schreib mit im Buch





Slide 14 - Tekstslide

Arbeiten an der Wochenaufgabe
Was: Online opdrachten week 19 + 20 + 21
Wer: allein 
Wie: erste 5 Minuten still
Fertig: WRTS Woche 19 + 20 + 21




timer
5:00
Week 19: Lernliste Niederländisch-Deutsch Seite 168
Week 20: Grammatik Seite 169
Week 21: Sprachmittel Seite 170

Slide 15 - Tekstslide

Wochenaufgabe Woche 23
Eigenlijk stond de repetitie van Kapitel 5 voor volgende week gepland. 
Als het voor jullie beter uitkomt, kan ik de toets een week verplaatsen, zodat je meer tijd hebt om te leren. 

Van vrijdag 11 juni naar vrijdag 18 juni. 



Leerwerk:
Lernliste Niederländisch-Deutsch (blz. 168)
Lernliste Deutsch-Niederländisch (blz. 168-169)
Grammatik (blz. 169)
Geen zinnen

Slide 16 - Tekstslide