Communicatie les 5 formeel en informeel taalgebruik

spreken en schrijven
formele en informele taal
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

spreken en schrijven
formele en informele taal

Slide 1 - Tekstslide

noem een voorbeeld van formele taal

Slide 2 - Open vraag







Bijvoorbeeld:
- brief naar de gemeente
- email naar de huisarts

Slide 3 - Tekstslide

Wat is formele taal?
 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.


Slide 4 - Tekstslide







Bijvoorbeeld:
- Email naar een vriend
- Uitnodiging aan je tante

Slide 5 - Tekstslide

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Formele taal
  • Je spreekt iemand aan met 'u' en 'mevrouw' of 'meneer.
  • Je kent de persoon niet of niet zo goed. 
  • Je gebruikt nette woorden en schrijft in hele zinnen

Informele taal
  • Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'
  • Je kent de persoon goed, zoals vrienden of ouders.
  • Je schrijft in hele zinnen, maar gebruikt misschien wat minder nette woorden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Voorbeelden

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 11 - Quizvraag

Bij welk van deze vier gebruik je
'formele taal'?
A
een docent
B
je ouders
C
je klasgenoot
D
een oude mevrouw of meneer

Slide 12 - Quizvraag

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 13 - Quizvraag

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 14 - Sleepvraag

Bij welk van deze drie gebruik je 'informele taal' ?
A
je vriend of vriendin
B
je docent
C
de directrice van de school
D
een oude heer die je iets vraagt

Slide 15 - Quizvraag

Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
''Geachte ...''
Whatsapp-bericht
''Lieve oma,''
Sollicitatiebrief
''Groetjes!''
''Ik hoor graag van u!''
Emoji's 
Deftig
Krantenartikel
Recensie
E-mail aan een docent

Slide 16 - Sleepvraag

Yo , ik ben ziek en ik zie wel wanneer ik weer langs kom.
A
Formeel taalgebruik
B
informeel taalgebruik

Slide 17 - Quizvraag

Kunt u mij informatie opsturen over het werk van de dierenambulance?
A
Informeel taalgebruik
B
Formeel taalgebruik

Slide 18 - Quizvraag

Hoe vaak moet ik het nog zeggen: mondkapje op !!!
A
Informeel taalgebruik
B
Formeel taalgebruik

Slide 19 - Quizvraag

Wij verzoeken u het afval in de speciale bakken te gooien.
A
Informeel taalgebruik
B
Formeel taalgebruik

Slide 20 - Quizvraag

Opdrachten.
Maak in je leerlingboek opdracht 1 t/m 5

Slide 21 - Tekstslide