Gr.Zinsdelen P.9: mw, hv1

Welkom!
Pak je leesboek.
Daarna:
Bespreken huiswerk
Grammatica Paragraaf 9: meewerkend voorwerp.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.
Daarna:
Bespreken huiswerk
Grammatica Paragraaf 9: meewerkend voorwerp.

Slide 1 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 2, 3 en 6.

We bespreken de opdrachten klassikaal. 

Slide 2 - Tekstslide

Start paragraaf 9
Het meewerkend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les:
  • Hoe je het meewerkend voorwerp van een zin kunt vinden.Uitleg over het meewerkend voorwerp.
  • Oefenen/quiz
  • Tijd voor vragen en/of opmerkingen.

Slide 4 - Tekstslide

Stappen
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp (is er niet altijd!)
  • Meewerkend voorwerp


Slide 5 - Tekstslide

meewerkend voorwerp

Slide 6 - Woordweb

Het meewerkend voorwerp 
Geeft aan voor wie iets bestemd is 
1. Noteer het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp. 
2. Stel de vraag: aan wie/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 

Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).


Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.

Slide 8 - Tekstslide

Even checken...
Heb je het begrepen? 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
aan/voor wie + pv + ow +lv?
B
aan/voor wie + ow + lv?
C
aan/voor wie + wg + ow +lv?
D
aan/voor wie + wg + lv?

Slide 10 - Quizvraag

Als er geen lijdend voorwerp is, is er ook nooit een meewerkend voorwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het mv?
Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
voor de jarige
B
de jarige
C
alle aanwezigen
D
een vrolijk welkomstlied

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Zoek het meewerkend voorwerp!
Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.
A
voor haar vriend
B
zes rozen
C
haar vriend
D
voor Valentijnsdag

Slide 17 - Quizvraag

Zoek het meewerkend voorwerp.
De kleine jongen gaf de reus geen kans meer.
A
de kleine jongen
B
de reus
C
geen kans
D
er is geen meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?
- de postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De klant
C
De bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het mv?
Ik koop een frikandelbroodje voor haar.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het mv?
Hij geeft mij een klap.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het mv?
De burgemeester geeft een medaille aan haar.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het mv?
Ik geef je een verrassing.

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 3 van Zinsdelen paragraaf 9 (blz 221).

Slide 24 - Tekstslide