Datum: Januari 1077
Verslaggever: Elias van Verona
Op een ijzige ochtend arriveerde Keizer Hendrik IV, met een klein gevolg, bij het kasteel van Canossa om vergiffenis te vragen aan Paus Gregorius VII. De tocht door de besneeuwde Alpen had hem zichtbaar uitgeput. Drie dagen lang, gekleed in eenvoudige wollen kleding en blootsvoets, stond Hendrik boete te doen voor de poorten van het kasteel, smeekbeden fluisterend in de bittere kou.
Op de vierde dag openden de poorten zich, en Hendrik werd naar de kapel geleid. Daar knielde hij voor de paus, met een smeekbede om vergeving. Paus Gregorius verleende, na een moment van plechtige stilte, zijn vergiffenis. De opluchting op Hendriks gezicht was duidelijk, een moment van berouw en hoop.
Deze gebeurtenis markeert een belangrijk keerpunt in de geschiedenis, waarbij de keizer zijn trots moest opzijzetten en de macht van de kerk erkende. Het laat zien hoe zelfs de grootste wereldlijke macht zich moet onderwerpen aan spiritueel gezag, wat de verhouding tussen kerk en keizerrijk voorgoed zou veranderen.