Medicatie les 1

Medicatie (basis)
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Medicatie (basis)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
  • Je kunt uitleggen wat de verschillende namen van medicatie betekenen.
  • Je kunt uitleggen waar je informatie over medicatie kunt verzamelen.
  • Je gebruikt het Farmaceutisch Kompas om de (bij)werking van medicijnen op te zoeken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Testen voorkennis
1. Waarom en wat is het verschil in medicatievorm?
     Tabletten- capsule-dragees

2. Met welke twee wetten hebben we te maken bij medicatie?

3. Wat hoort allemaal genoteerd te staan op een medicatie overzicht?



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn medicijnen?
Definitie: Een geneesmiddel (ook farmacon of medicijn) is een chemische stof die een bepaalde werking op het
lichaam uitoefent. De wetenschap van
de geneesmiddelen heet farmacologie
of geneesmiddelenleer

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen van medicijnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswegen
Enteraal -->  Maag- darm kanaal
Oraal
Rectaal

Parenteraal --> al het overige
Injectie (subcutaan, intradermaal, intramusculair)
infuus (intraveneus)
transdermaal (fentanylpleister)
Nasaal (via het neusslijmvlies)
Sublinguaal (onder de tong)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie soorten namen
Chemische naam
Chemische samenstelling 
Rangschikking atomen van het medicijn

Generieke naam (stofnaam)
Geeft aan welke stoffen erin zitten (werkzame bestandsdelen)
Medicatie met dezelfde stof lijken op elkaar --> bijvoorbeeld paracatamol 

Merknaam
Onder welke naam wordt het verkocht

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamgeving medicatie 
chemische naam = nauwkeurige beschrijving van de atomen die de stof bevat 
(Para-acetylaminofenol)

stofnaam of generieke naam = beschrijving van de stof(fen) die in het medicijn zitten (paracetamol) onder deze naam herkennen wij vaak de werking van het medicijn

merknaam = fantasienaam verzonnen 
door fabrikant

Slide 9 - Tekstslide

® betekent
dat het een geregistreerd handelsmerk is en dat
niemand anders die naam mag gebruiken
Hoeveel verschillende namen ken je of kun je vinden van paracetamol?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Regelen en voorschriften
 Een aantal wetten heeft betrekking op het gebruik van medicijnen
 

Geneesmiddelenwet regelt in Nederland zaken rondom de productie, de handel, het voorschrijven en verstrekken van geneesmiddelen. De wet bevat ook voorschriften om een veilig gebruik van geneesmiddelen te stimuleren.


Opiaten zijn pijnstillende middelen die verslavend kunnen werken, zoals opium, morfine, cocaïne, heroïne en methadon. Deze medicijnen vallen onder de Opiumwet.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van medicatie
Schrijf achter elke werking een voorbeeld van medicatie

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Antigonisten
Tegengestelde werking

Medicatie noem je antidotum

Zoek op wat het antidotum voor bloedverdunners.
In welke situaties wordt dit gegeven?



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie groepen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analgetica
Pijnstillers
perifeer werkende analgetica (‘kleine’ pijnstillers)
centraal werkende analgetica (opioïden)


Belangrijke informatie
Opiaten kunnen de invloed hebben op het reactievermogen
Kan zorgen voor maagproblemen (NSAID’s)
Kans op verslaving --> opioïden


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NSAID's
Wat betekent het?
NSAID’s staan voor non-steroidal anti-inflammatory drugs, oftewel niet-hormonale anti-ontstekingsmedicijnen.

 Kunnen jullie enkele voorbeelden noemen van werkzame stoffen?
Wat is een belangrijke bijwerking van NSAID's?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anticoagulantia 
Stollingsmedicatie
Er zijn verschillende soorten antistollingsmiddelen:

  • Acute  trombose behandeling 
  • Lange termijn, milde antistolling
                - Acetylsalicylzuur (ascal)
  • Lange termijn, zwaardere antistolling 
                - Trombosedienst (INR) --> cumarines
                - DOAC's (direct orale anticoagulantia)





Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

INR
Stollingstijd van het bloed
Hoe hoger de INR, hoe langer
het duurt voor uw bloed stolt.

Van nature is de INR-waarde 1


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antibiotica
Remt ontsteking door bacteriën
Niet werkzaam bij virussen

Bij veelvuldig gebruik --> kans op resistentie!
BMRO -ESBL



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cytostatica
Doel: Remt de tumorgroei
Therapieën: Chemotherapie, Immunotherapie
en Target therapie

Aandachtspunten:
Excreta besmet !! --> uitscheidingsproducten
Beschermende maatregelen  (bijwerkingenbijkanker.nl)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhalatiemedicatie
  • Verstuiving (aerosol)
  • Poederinhalatie
  • Verneveling
  • Stoombad

Welke indicaties?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil dosisaerosol en poederinhalator

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vernevelen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Zoek van de benzodiazepines (chemische naam) drie medicatie waarvan je de generieke en merknaam opzoekt.

 

Gebruik de volgende sites om medicatie op te zoeken:


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft er bevoegdheid om medicatie uit te schrijven?
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De verzorgende
D
verloskundige

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagmiddel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oraal betekent..
A
medicijnen via de anus
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via een injectie
D
medicijnen via de mond

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten zorgpad
Maken alle opdrachten bij verwerking
Succes!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies