zth 4K taalverzorging deel 2

zth 4K taalverzorging deel 2
Werkwoordspelling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

zth 4K taalverzorging deel 2
Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Maak een zin met het werkwoord 'worden' in de gebiedende wijs.

Slide 2 - Open vraag

Hoe spel je werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 3 - Open vraag

Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd

Slide 4 - Quizvraag

De raket (verwoesten vt) het kwartier van de (overrompelen) vijand.

A
verwoest, overrompelende
B
verwoestte, overrompelde
C
verwoeste, overrompelende
D
verwoeste, overrompelde

Slide 5 - Quizvraag

Omdat de keeper zo (stuntelen vt), (vergroten vt) hij op een eenvoudige manier de voorsprong.

A
stuntelde vergrote
B
stundelte vergrote
C
stuntelde vergrootte
D
stuntelt vergroot

Slide 6 - Quizvraag

Annette (deleten vt) het (downloaden) programma.

A
delette gedownloade
B
deletete gedownloade
C
delette gedownloadde
D
deletete gedownloadde

Slide 7 - Quizvraag

Doelen van deze les
Controleren wat er van de vorige les is blijven hangen
Bepalen waar nog extra aandacht aan besteed moet worden
Je weet hoe je  het schema werkwoordspelling kunt gebruiken
Je weet dat je bij twijfel ook 't ex-fokschaap kunt gebruiken
Je kunt de meeste werkwoorden goed spellen (met of zonder hulp van een schema)
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoelen

Je beheerst de werkwoordspelling van het Nederlands.


Slide 9 - Tekstslide

Hoe spel je werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

Slide 10 - Open vraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
Woensdag
B
Kerstmis
C
Winter
D
Paasfeest

Slide 11 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Diana Van Dam
B
dirk van dam
C
Daan van Dam

Slide 12 - Quizvraag

Welke bedrijfsnaam is goed gespeld?
A
JUMBO
B
HenM
C
H&M
D
jumbo

Slide 13 - Quizvraag

Waar staat de komma op de juiste plaats?
A
Ik heb me verslapen, want ik lag laat in bed.
B
Ik heb me verslapen want, ik lag laat in bed.
C
Ik heb me verslapen omdat, ik laat in bed lag.
D
Ik verslaap me nooit en lig ook nooit laat in bed.

Slide 14 - Quizvraag

Welk citaat is volgens de regels geschreven?
A
Hij 'riep', ik snap er niks van.
B
Hij zei dat hij het wel snapte.
C
Hij riep: 'Ik snap het!'
D
Hij schreeuwde: 'ik denk dat ik het snap'!

Slide 15 - Quizvraag

Wat kwam je tegen bij de opdrachten?
Wat wist je nog?
Waar heb je nog hulp bij nodig.?

Nakijkmateriaal volgt!

Slide 16 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Sommige mensen
controleren hun spelling
met het werkwoord
smurfen...

Slide 17 - Tekstslide

Wat doe jij om je werkwoordspelling (d's en t's) te controleren?

Slide 18 - Open vraag

Ken je                                   deze nog?
Let op:
Nooit 
bij pv
tegenwoordige tijd !

Slide 19 - Tekstslide

blz.205

Slide 20 - Tekstslide

Persoonsvorm
De eerste vraag in het schema is:
Is het een persoonsvorm?

Slide 21 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 22 - Open vraag

Ik heb geen schaap nodig om te spellen.
Wat is de PV van deze zin?
A
ik
B
schaap
C
spellen
D
heb

Slide 23 - Quizvraag

De PV
Is een werkwoord
Je herkent aan dat werkwoord enkelvoud of meervoud
Je herkent aan dat werkwoord de verleden tijd of tegenwoordige tijd
Ik woon in een houten huis. Wij wonen in een houten huis
Ik woonde in een houten huis. Ik woon daar al lang.

Slide 24 - Tekstslide

blz.205

Slide 25 - Tekstslide

Hij (rijden)(tt)........... naar school.
Gebruik het schema op blz. 30 en geef antwoord.

Slide 26 - Open vraag

Zelf aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 4 blz. 30/31
Gebruik het schema bij je antwoorden
Klaar? Laat het me weten.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide