2.2 Slechte arbeidsomstandigheden en urbanisatie

paragraaf 2.2 "de sociale kwestie"
drie groepen hebben een mening over de "sociale kwestie"


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

paragraaf 2.2 "de sociale kwestie"
drie groepen hebben een mening over de "sociale kwestie"


Slide 1 - Tekstslide


Stoommachine
rond 1764 




  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 2 - Tekstslide


Veranderingen door 
de stoommachine 




  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water
  • Fabrieken werden opgericht door directeuren
  • Mensen gingen in steden wonen waar het werk te vinden was, zij werden arbeiders genoemd







Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.

Slide 3 - Tekstslide

Waar gingen deze mensen wonen?


WAT IS DE SOCIALE KWESTIE ?

Slide 4 - Tekstslide

Klopt deze zin?
'Tot de 19e eeuw was het verschil tussen stad en platteland niet duidelijk te zien.'
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Wonen en werken in de 19e eeuw

Slide 6 - Woordweb

Wat waren de werk- en leefomstandigheden in de snel groeiende steden tijdens de Industriële Revolutie?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Tegengestelde belangen

Fabriekseigenaren wilden investering terugverdienen en winst maken

Lage loonkosten

Meer winst

Slechte arbeidsomstandigheden

Slide 9 - Tekstslide

Urbanisatie
De stad groeit als kool

Tot 19e eeuw verschil stad en platteland duidelijk

Door Industriele Revolutie veranderde dit:
Fabrieken aan water op platteland voor energie uit water

Slide 10 - Tekstslide

Urbanisatie 2
De stad groeit als kool

Als er stoommachines komen, worden fabrieken in de stad gebouwd.

Gevolg: forse groei steden

= urbanisatie
Fabrieken vestigen zich bij grondstoffen of energiebronnen

Slide 11 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? 

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden:
  • Socialistische vakbonden
  • Confessionele vakbonden

Iedereen betaalde maandelijks een bedrag, daar werden lonen ven doorbetaald bij stakingen en ziekte.

Slide 12 - Tekstslide

Waar wonen de arbeiders?
Ieder doet maar wat
Steden werden snel gebouwd, zonder plan
Gevolg: volle, vieze steden

Hoe kan dit verbeterd worden? 
Door stadsvernieuwing, betere woningen 
met een eigen toilet en stromend water.
Dit eist wetgeving door het parlement. 

Slide 13 - Tekstslide

Waardoor ontstaat urbanisatie?
A
Het plaatsen van een waterrad
B
Het plaatsen van fabrieken aan water
C
De toepassing van de Spinning Jenny
D
De toepassing van de stoommachine

Slide 14 - Quizvraag

Wat is urbanisatie?
A
Verstedelijking
B
Verlandsing
C
Huisnijverheid
D
Liefde voor het vaderland

Slide 15 - Quizvraag

Waar vestigden fabrieken zich vooral?
A
Op het land
B
Bij energiebronnen
C
Bij een rivier
D
In Amsterdam

Slide 16 - Quizvraag

De sociale kwestie
De sociale kwestie = de discussie over de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders. 
De sociale kwestie leidde tot het invoeren van sociale wetten

KA 32:  Discussies over de sociale kwestie

Slide 17 - Tekstslide

Sociale kwestie & Sociale wetten.
  • Kinderwetje van: Van Houten (1874)
  • Woningwet (1901)
  • Uitbreiding van het stemrecht, algemeen stemrecht in 1919.

Slide 18 - Tekstslide

Socialisten willen algemeen kiesrecht
  • Algemeen stemrecht
  • Zowel rijk als arm
  • 1917 algemeen mannen actief- en passief kiesrecht
  • 1917 Vrouwen passief kiesrecht (mogen gekozen worden)

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen met spotprenten
Boek: paragraaf 2.6, blz. 82-83
Maak opdracht 1 en 2.

Slide 20 - Tekstslide