Hoofdstuk 4 NN V1

Hoofdstuk 4
Nieuw Nederlands havo 1 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Nieuw Nederlands havo 1 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • De leerling kan in een zakelijke tekst zoekend lezen.
  • De leerling kan de betekenis van een woord achterhalen door een tegenstelling te zoeken.
  • De leerling kan het meewerkend voorwerp in een zin benoemen.
  • De leerling kan het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.
  • De leerling kan een aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord herkennen en gebruiken.
  • De leerling kan woorden met meervoud op -s spellen.
  • De leerling kan voltooid en onvoltooid deelwoorden spellen.
  • De leerling kan de verwijswoorden hij, hem, het, zij, haar, ze, hen, hun, deze, die, dat, dit.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen - zoekend lezen
Opdracht:
  • Je betaalpas van de ING is kapot. Waar ga je zoeken hoe je een nieuwe kunt bestellen?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lezen - zoekend lezen
Opdracht:
  • Je wil meer weten op het speerpunt digitalisering op het Reviuslyceum. Je begint op de algemene website van Lentiz. Welke stappen moet je zetten om bij de juiste informatie te komen?


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Oefeningen
Boekopdrachten:
  • Opdracht 2 t/m 4 (blz. 134-138)

Digitale opdrachten:
  • Lezen extra
  • Lezen test

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat - tegenstellingen

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Oefeningen
Boekopdrachten:
  • Opdracht 3 (blz. 145-147)

Digitale opdrachten:
  • Quizlet (zelf maken)

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen - 
meewerkend voorwerp
Op het terras gaf de ober een lekker drankje aan de man met de hoed.

PV=
WG=
OW=
LV=

Lees de groene tekst op pagina 151

Extra uitleg
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-zinsdelen/meewerkend-voorwerp/ 

Slide 11 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen - 
meewerkend voorwerp
Op het terras gaf de ober een lekker drankje aan de man met de hoed.

Wie/wat + ..... + ..... + .....?

MV= ...
                    

Slide 12 - Tekstslide

Oefeningen
Boekopdrachten:
  • Opdracht 1 -> PV, WG, OW + LV
  • Opdracht 2 -> formule + MV

  • Opdracht 3> PV, WG, OW, LV + MV
  • Opdracht 5 -> formule + LV

Digitale opdrachten:


  •  



Slide 13 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?

Zo'n leuke disco moeten ze bij ons op school ook organiseren.
A
Zo'n leuke disco
B
bij ons op school
C
moeten organiseren
D
ze

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Aan alle kinderen van het Reviuslyceum geeft de school een extra week vakantie.
A
de school
B
een extra week vakantie
C
aan alle kinderen van het Reviuslyceum
D
het Reviuslyceum

Slide 15 - Quizvraag

Bedenk een zin in deze volgorde:
Gisteren - PV - OW - LV - MV

Slide 16 - Woordweb



- Bepaald & onbepaald lidwoord

- Zelfstandig naamwoord

- Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

- Bijvoeglijk naamwoord

- Persoonlijk voornaamwoord

- Bezittelijk voornaamwoord

- Wederkerend voornaamwoord

- Wederkerig voornaamwoord
Woordsoorten - tot nu toe
Zelfstandig naamwoord
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/zelfstandig-naamwoord/
Persoonlijk voornaamwoord
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/persoonlijk-voornaamwoord/
Bezittelijk voornaamwoord
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/bezittelijk-voornaamwoord/
Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/wederkerend-en-wederkerig-voornaamwoord/
Bijvoeglijk naamwoord
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/bijvoeglijk-naamwoord/
Werkwoorden
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/werkwoorden/

Slide 17 - Tekstslide

Woordsoorten - aanwijzend voornaamwoord

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het meervoud van trainer?
A
trainer's
B
trainers

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meervoud van agenda?
A
agenda's
B
agendas
C
agendaas

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van CD?
A
CDs
B
CDees
C
CD's

Slide 22 - Quizvraag

Spelling - meervouden op -s
Lees de groene tekst op pagina 157.
Noem de drie regels die belangrijk zijn bij meervouden op -s:
Vaak kan je gewoon een -s achter het woord plakken. 

Computers
Bij woorden die eindigen op –a, -o, -u, -i of –y, voegen we soms apostrof toe. 

Baby's

Bij meervouden van afkortingen voegen we ook een apostrof toe.

DVD's

Slide 23 - Tekstslide

Spelling - lastige gevallen
Café
Cafés
Cadeau
Cadeaus
Hobby
Hobby's
Spray
Sprays

Slide 24 - Tekstslide