INtroductie - d/t/dt / 't kofschip+x, herhaling

Nederlands
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

Opfrissing regels werkwoordspelling

Doel

Je kan de regels voor werkwoordspelling toepassen
Je weet wanneer je d/t of dt moet toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe goed beheers je werkwoordspelling?

Geef een score van 1 tot 100
0100

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

In welke situaties is hethet belangrijkst dat de spelling correct is?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke beroepen wordt er geschreven?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Korte schrijfopdracht

Pak pen en papier en luister naar de instructie


Slide 6 - Tekstslide

Geef het eerste woord en laat de leerling er een zin mee maken,
Dan het tweede woord. 
De leerling moet telkens 1 zin maken, maar het moet wel een 'kloppend' verhaal zijn.
Woorden:
Broodplank
Tulp
Etui
Koning
Zonnebril

Zoek de fout in de zin: (noteer het verbeterde woord)

Ze kruipt wat naar hem toe en probeert nog wat te slapen, maar Stan word wakker en duwt haar weg.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout in de zin: (noteer het verbeterde woord):

Willen jullie haar terug? Dan moet er een miljoen euro betaalt worden.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout in de zin: (noteer het verbeterde woord)

Bij de zevende opdracht komt er opeens nog iemand in het spel die alles veranderd.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout in de zin: (noteer het verbeterde woord)

De dieren die gebruikt worden voor de dierproeven worden binnen Nederland altijd goed verzorgt.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout in de zin: (noteer het verbeterde woord)

Ook als een schooluniform door de overheid word gesubsidieerd zouden ouders nog geld kwijt zijn aan kleding buiten school.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
Je hebt de afgelopen jaren heel veel geoefend met de werkwoordspelling.

In deze les nog 1x de regels.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

D/t/dt 

Ik - stamwerkwoord: Ik loop - ik word
Jij/hij/zij/u - stam+t: Hij loopt - jij wordt
Wij/zij het infinitief (hele werkwoord): Wij lopen - zij worden


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
 
2. De tijd in de zin veranderen

3. Het aantal in de zin veranderen

Ik loop naar school. 

Loop ik naar school?

Ik liep naar school.

Wij liepen naar school. 




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld:
De jongen loopt naar school.
Vandaag gebeurt er iets leuks.
Anna heeft prachtige ogen.
Mijn oma bestelt altijd appeltaart met slagroom.

Het zijn allemaal werkwoorden in de tt (tegenwoordige tijd), 
dus ze eindigen met een -t. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht bij de video's
Jullie gaan nu 2 video's kijken over 't Kofschip.
Tijdens het luisteren maak je aantekeningen over de theorie. Deze kun je later gebruiken als bewijs voor je afvinkkaart.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 20 - Quizvraag

Goede antwoord = B
Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 21 - Quizvraag

A
Werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 22 - Quizvraag

A
werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 23 - Quizvraag

B
werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw gisteren naar huis .
B
Zij begeleidden de vrouw gisteren naar huis.

Slide 24 - Quizvraag

B
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 25 - Quizvraag

A
Welke fasen zijn er bij schrijfopdrachten? (5 fasen)

Slide 26 - Open vraag

Fase 1: oriëntatie op het onderwerp
Fase 2: oriëntatie op de opdracht
Fase 3: het schrijven
Fase 4: bespreken en herschrijven
Fase 5: definitief inleveren
Introductieopdracht Nederlands

  • Zie opdracht
  • Minimaal 500, maximaal 600 woorden
  • Verwerken van alle bullets
  • Let op werkwoordspelling!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exit-ticket
Vul nu het exit-ticket in over deze les.
b.v.d.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies