Eindexamen Geschiedenis VMBO 2021 (meerkeuzevragen)

Examen VMBO-KB, GL en TL
2021
geschiedenis en staatsinrichting CSE GL en TL
Meerkeuzevragen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examen VMBO-KB, GL en TL
2021
geschiedenis en staatsinrichting CSE GL en TL
Meerkeuzevragen

Slide 1 - Tekstslide



Nederland van 1848 tot 1914

Slide 2 - Tekstslide


De gebeurtenis op de tekening leidde tot een politieke verandering in Nederland in 1848.

Welke politieke verandering wordt bedoeld?

A
het afschaffen van de constitutionele monarchie
B
het aftreden van koning Willem II
C
het invoeren van een nieuwe grondwet
D
het oprichten van politieke partijen

Slide 3 - Quizvraag


Deze brief werd geschreven naar aanleiding van de ‘Luxemburgse kwestie’.

Wat heeft de koning toen gedaan om te proberen zijn macht te behouden?
A
Hij heeft de ministers hun ontslag laten indienen.
B
Hij heeft de opdracht gegeven om de grondwet te wijzigen.
C
Hij heeft de Tweede Kamer laten ontbinden.
D
Hij heeft het parlement het budgetrecht afgenomen.

Slide 4 - Quizvraag


Het oprichten van een protestantse universiteit, een protestantse krant en een protestantse politieke partij passen bij een maatschappelijk verschijnsel.

Welk maatschappelijk verschijnsel wordt bedoeld?
A
pacificatie
B
poldermodel
C
secularisatie
D
verzuiling

Slide 5 - Quizvraag


Hieronder staat een omschrijving van een bevolkingsgroep die zich emancipeerde:

Al vanaf het begin van de negentiende eeuw waren zij, net als de andere burgers in Nederland, gelijk voor de wet. Toch werden zij in het protestantse Nederland als tweederangsburgers gezien. Lange tijd hebben zij, onder leiding van Schaepman, gestreden voor een betere positie in de maatschappij.

Welke bevolkingsgroep wordt bedoeld?
A
De ministeriële verantwoordelijkheid werd ingevoerd.
B
Er brak in Nederland een revolutie uit.
C
Het algemeen kiesrecht werd ingevoerd.
D
Nederland werd een republiek.

Slide 6 - Quizvraag



De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)

Slide 7 - Tekstslide


Waarvan is de situatie op de foto een gevolg?
A
van de aanleg van de Dodendraad
B
van de Duitse inval in België
C
van de handelsbelemmeringen
D
van de Russische Revolutie

Slide 8 - Quizvraag


Welke stippellijn laat zien waar het front lag in 1915?
A
lijn 1
B
lijn 2
C
lijn 3
D
lijn 4

Slide 9 - Quizvraag


In de bron is te zien dat de Dodendraad wordt aangelegd onder toezicht van soldaten.

Bij welk land horen deze soldaten?
A
België
B
Duitsland
C
Nederland
D
Frankrijk

Slide 10 - Quizvraag


Welk begrip hoort bij de bron?
A
aanpassingspolitiek
B
distributiesysteem
C
Marshallplan
D
mobilisatie

Slide 11 - Quizvraag


Welke begrippen horen bij de bron?
A
nationalisme + recht op werk
B
nationalisme + rechtsstaat
C
vrijheid van drukpers + recht op werk
D
vrijheid van drukpers + rechtsstaat

Slide 12 - Quizvraag


Wat was voor de Verenigde Staten een belangrijke reden om zich tijdens de Eerste Wereldoorlog aan te sluiten bij de Geallieerden?
A
de dreigende nederlaag van Frankrijk en Nederland in de oorlog
B
de moord op kroonprins Frans Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije
C
het aftreden van de tsaar na het uitbreken van de revolutie in Rusland
D
het beginnen van een onbeperkte duikbotenoorlog door Duitsland

Slide 13 - Quizvraag



Het interbellum (1918-1939)

Slide 14 - Tekstslide


In het Verdrag van Versailles stond dat Duitsland een gebied aan de grens moest demilitariseren. Er mochten geen Duitse soldaten meer aanwezig zijn in dat gebied.

Welk gebied moest worden gedemilitariseerd?
A
gebied 1
B
gebied 2
C
gebied 3
D
gebied 4

Slide 15 - Quizvraag



De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)

Slide 16 - Tekstslide


Deze poster is afkomstig van een Nederlandse politieke partij. Welke politieke partij wordt bedoeld?
A
ARP
B
NSB
C
NSDAP
D
SDAP

Slide 17 - Quizvraag


In november 1941 richtte de Duitse bezetter in Nederland de zogenaamde Kultuurkamer op. Als je als muzikant, toneelspeler, schrijver of schilder je beroep wilde blijven uitoefenen, dan móest je lid worden van deze Kultuurkamer.

Welk begrip hoort bij deze maatregel van de Duitse bezetter?
A
collectivisatie
B
gelijkschakeling
C
invloedssferen
D
mobilisatie

Slide 18 - Quizvraag


De deportatie is een reactie op een militaire aanval. Welke aanval wordt bedoeld?

de aanval op
A
Hiroshima
B
Pearl Harbor
C
Rotterdam
D
Stalingrad

Slide 19 - Quizvraag



Europa en de wereld (1945-1989)

Slide 20 - Tekstslide


Nederland werd naar aanleiding van de gewelddadige conflicten in Indonesië internationaal onder druk gezet om de strijd op te geven.
Naar aanleiding van welk dreigement gaf Nederland de strijd in Indonesië op?
A
De Veiligheidsraad dreigde Nederland uit de Verenigde Naties te zetten.
B
De Veiligheidsraad dreigde te stoppen met de Marshallhulp.
C
De Verenigde Staten dreigden Nederland uit de Verenigde Naties te zetten.
D
De Verenigde Staten dreigden te stoppen met de Marshallhulp.

Slide 21 - Quizvraag


Zou de broer in 1950 wél of niet naar West-Berlijn hebben kunnen reizen om te studeren aan de universiteit?
A
Dat was toen niet mogelijk vanwege de Berlijnse Muur die er stond.
B
Dat was toen niet mogelijk vanwege de Blokkade van Berlijn.
C
Dat was toen wel mogelijk omdat de Berlijnse Muur was gevallen.
D
Dat was toen wel mogelijk omdat er nog vrij gereisd kon worden.

Slide 22 - Quizvraag


Aan wie was deze brief gericht? 
En bij welk onderwerp past de bron?
A
Colijn de opbouw van de verzorgingsstaat
B
Colijn de oplossing van de sociale kwestie
C
Drees de opbouw van de verzorgingsstaat
D
Drees de oplossing van de sociale kwestie

Slide 23 - Quizvraag



De nieuwe wereldorde (vanaf 1990)

Slide 24 - Tekstslide


Welke maatschappelijke ontwikkeling in Nederland is te herkennen in de bron?
A
amerikanisering
B
democratisering
C
globalisering
D
individualisering

Slide 25 - Quizvraag


Tussen 1918 en 1994 zaten er telkens confessionele partijen in de regering. In 1994 werd er een coalitie gevormd zonder confessionele partijen.

Welk begrip past bij deze verandering?
A
democratisch tekort
B
nationalisme
C
poldermodel
D
secularisatie

Slide 26 - Quizvraag