Toets oefenen bs1 tot en met bs4

Toets oefenen bs1 tot en met bs4
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Toets oefenen bs1 tot en met bs4

Slide 1 - Tekstslide

Kleuters leren spelletjes doen via het internet. Welke ontwikkeling is dit?
A
Geestelijk
B
Motorisch
C
Lichamelijk
D
Geestelijk en motorisch

Slide 2 - Quizvraag

In welk stadium bevindt een koolwitje zich in een cocon?
A
Ei
B
Imago
C
Pop
D
Rups

Slide 3 - Quizvraag

Stelling 1: Een luipaard is een organisme.
Stelling 2: Een rivierkreeft is een organisme.
Stelling 3: Een sneeuwvlok is een organisme.

A
Alle stellingen zijn juist
B
Stelling 1 en 2 zijn juist
C
Stelling 2 en 3 zijn juist
D
Stelling 1 en 3 zijn juist

Slide 4 - Quizvraag

Welke organismen in deze afbeelding vertonen levenskenmerken?
A
Alleen de hommel
B
Alleen de bloem
C
De hommel en de bloem

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de functie van deel 2?
A
Met deel 2 zat de boon vast in de vrucht.
B
Via deel 2 neemt de boon water op bij de kieming
C
Deel 2 beschermt de boon tegen uitdroging.
D
Deel 2 dient als voedsel voor de kiem.

Slide 6 - Quizvraag

Welk deel van een bruine boon beschermt het zaad tegen insecten?
A
Poortje
B
Kiem
C
Zaadhuid
D
Navel

Slide 7 - Quizvraag


Emmie zegt: 'Bij vlinders komen larven voor.'
Noortje zegt: 'Bij vogels komen larven voor.'

A
Alleen Emmie heeft gelijk
B
Alleen Noortje heeft gelijk
C
Emmie en Noortje hebben allebei gelijk
D
Geen van beiden hebben gelijk

Slide 8 - Quizvraag


Iemand die begint met type-les heeft vaak moeite met het aanslaan van de juiste toetsen. Na veel oefenen wordt het steeds makkelijker om de juiste toetsen te vinden.
Door welk soort ontwikkeling komt dat?
A
Motorische ontwikkeling  
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Lichamelijke ontwikkeling

Slide 9 - Quizvraag

Noem twee levensverschijnselen die te maken hebben met het reageren op de omgeving.

Slide 10 - Open vraag

In welke levensfase eet een bruine kikker vooral insecten?

Slide 11 - Open vraag

Kenny maakt bij biologie een tekening van zijn hond.
Kenny zijn tekening is:
A
Natuurgetrouw
B
Schematisch

Slide 12 - Quizvraag

Welke twee levenskenmerken horen bij reageren op de omgeving?
A
Bewegen en voortplanten
B
Bewegen en waarnemen
C
Uitscheiden en voeden
D
Uitscheiden en voortplanten

Slide 13 - Quizvraag

Zet de veranderingen in de juiste volgorde. Twee zijn er alvast verklapt, plaats deze nog wel in het juiste vakje!
 
  
1.
2.
3.
4.
5.
4. De kieuwen verdwijnen en er ontstaan longen.
De staart is verdwenen. 
Er ontstaan achterpoten.
Er ontstaan voorpoten.
1. Uitwendige kieuwen veranderen in inwendige kieuwen.

Slide 14 - Sleepvraag

Uitscheiden is een van de zeven levenskenmerken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de functie van deel 2?
A
Met deel 2 zat de boon vast in de vrucht.
B
Via deel 2 neemt de boon water op bij de kieming
C
Deel 2 beschermt de boon tegen uitdroging.
D
Deel 2 dient als voedsel voor de kiem.

Slide 16 - Quizvraag

Als een baby tanden krijgt, noem je dit dan groei of ontwikkeling
A
groei
B
ontwikkeling

Slide 17 - Quizvraag

Een plant heeft bladeren die groter worden.
Groei of ontwikkeling?
A
Groei
B
Ontwikkeling

Slide 18 - Quizvraag

Is een bacterie een organisme?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

11a. Hoe noemen we een persoon van 18 jaar?
A
Puber
B
Adolescent
C
Volwassene

Slide 20 - Quizvraag


A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
geen idee

Slide 21 - Quizvraag

Functie van zaadlob is
A
fotosynthese uitvoeren
B
stevigheid geven aan zaadje
C
voedingsstoffen geven aan kiemplantje
D
bevruchting

Slide 22 - Quizvraag

Wat is ontwikkeling?
A
De plant verliest een aantal onderdelen
B
De plant krijgt nieuwe delen
C
Een plant die groter en zwaarder wordt

Slide 23 - Quizvraag

Is dit een voorbeeld van een metamorfose of van een levenscyclus?
A
Metamorfose
B
Levenscyclus

Slide 24 - Quizvraag

Wat is metamorfose?
A
Als jonge dieren een andere lichaamsbouw en levenswijze hebben dan volwassen dieren.
B
Als jonge en volwassen dieren steeds groter en zwaarder worden.
C
Als bestaande organen hun functie steeds beter gaan vervullen.

Slide 25 - Quizvraag

Een kikkervisje wordt een kikker
A
Ontwikkeling
B
groei
C
metamorfose

Slide 26 - Quizvraag

In de levenscyclus van een koolwitje komt een cocon voor.
Wat is een cocon?

A
Een omhulsel in het larvenstadium.
B
Een omhulsel in het popstadium.
C
Een omhulsel in het volwassen stadium.

Slide 27 - Quizvraag

Een vlieg heeft een metamorfose
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 29 - Quizvraag

groeien
voeden
uitscheiden
ademen
voortplanten
waarnemen
bewegen

Slide 30 - Sleepvraag

Metamorfose is een voorbeeld van ontwikkeling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Een consultatiebureau verzorgt medische basiszorg bij alle kinderen van 0 tot 4 jaar. Het is een gratis instelling die adviserend werkt en openstaat voor alle kinderen vanaf de geboorte. De adviezen worden gegeven door een arts en een wijkverpleegkundige, ondersteund door een assistente. Eén van hun taken is het controleren van de groei (lengte en gewicht). Daarnaast worden bijvoorbeeld zaken als kruipen, zitten, staan en lopen gevolgd.

Stelling 1: De kinderen worden het vaakst gecontroleerd tussen 0 en 1 jaar.
Stelling 2: Kruipen, zitten, staan en lopen horen bij de ontwikkeling van een kind.
Welke stelling(en) is of zijn juist?

A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 32 - Quizvraag

In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor.
Stelling 1: In het stadium van de kiemplant ontstaan de zaadlobben.
Stelling 2: In het stadium van de volwassen plant kunnen er zich zaden aan de plant ontwikkelen.
Welke stelling(en) is of zijn juist?

A
alleen stelling 1
B
alleen stelling 2
C
beide stellingen zijn juist
D
beide stellingen zijn onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Het sterker worden van je lichaam is motorische ontwikkeling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Is de laag bladeren op de grond van een bos in de herfst levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 35 - Quizvraag

Hoe noem je een persoon van 14 jaar?
A
Adolescent.
B
Puber.
C
schoolkind.

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de functie van het poortje bij een bruine boon?
A
Met het poortje zat de boon vast in de vrucht.
B
Via het poortje neemt de boon water op bij de kieming.
C
Het poortje beschermt de boon tegen uitdroging.
D
Het poortje bevat voedsel voor de kiem.

Slide 37 - Quizvraag

In welk stadium eet een vlinder het meest per dag?
A
De rups.
B
Het ei.
C
De imago.
D
De pop.

Slide 38 - Quizvraag

In welk van de onderstaande gebeurtenissen komt een levenskenmerk tot uiting?
A
Een beukenblad drijft op het water.
B
Een hond spitst zijn oren als hij iets hoort.
C
De wind blaast een zaadje weg.
D
Stromend water zet een rad van een watermolen in beweging

Slide 39 - Quizvraag

Wanneer is een koolwitje het meest kwetsbaar?
A
Tijdens een vervelling.
B
Vlak na een vervelling.
C
Bij de overgang van rups naar cocon.
D
Bij de overgang van cocon naar vlinder.

Slide 40 - Quizvraag

De meeste computers werken met een muis. Voordat je een computer kunt gebruiken, moet je leren navigeren met de muis.
Tot welk type ontwikkeling hoort het navigeren met de muis?

A
Geestelijke ontwikkeling.
B
Lichamelijke ontwikkeling.
C
Motorische ontwikkeling.

Slide 41 - Quizvraag

Een plant kan zich aanpassen aan de omgeving. Als een plant in de schaduw staat, dan maakt hij zijn stengel zo lang mogelijk. Op die manier probeert de plant uit de schaduw te komen.
Welke twee levenskenmerken zijn daarbij betrokken?

A
Groeien en voortplanten.
B
Voeden en voortplanten.
C
Voortplanten en waarnemen.
D
Waarnemen en groeien.

Slide 42 - Quizvraag

Drie stadia in de ontwikkeling van een koolwitje zijn (in willekeurige volgorde): imago, pop en rups.

In welk van deze stadia kan een koolwitje zich voortplanten?

A
imago
B
pop
C
rups

Slide 43 - Quizvraag

Drie stadia in de ontwikkeling van een koolwitje zijn (in willekeurige volgorde): imago, pop en rups.

In welk van deze stadia vindt de meeste groei plaats?
A
imago
B
pop
C
rups

Slide 44 - Quizvraag

In de afbeelding zijn twee stadia uit het leven van een waterjuffer getekend.
De larve van een waterjuffer leeft in het water en verandert op den duur in
een volwassen waterjuffer. De volwassen waterjuffer leeft vooral in de lucht.

vraag 1: Hoe noem je de verandering die een waterjuffer ondergaat?
vraag 2: Is deze verandering bij waterjuffers een voorbeeld van groei of van
ontwikkeling?Leg je antwoord uit.

Slide 45 - Open vraag

Een kikkervisje neemt zuurstof op door de kieuwen, maar ook door de huid.
Leg uit dat bij het opnemen van zuurstof door de huid het staartgedeelte het belangrijkst is.

Slide 46 - Open vraag

Een kluit kikkerdril kan wel uit drieduizend eitjes bestaan, terwijl een wilde eend maar tien eieren legt.
Geef een verklaring voor dit enorme verschil in het aantal eieren.

Slide 47 - Open vraag

Welk voedsel eet een kikkervisje en welk voedsel een volwassen kikker?
Noteer zo:
kikkervisje:
volwassen kikker:

Slide 48 - Open vraag