8th lesson - 17/09/2019

Friday 20 September

- Information

- Discuss homework

- Grammar: Future

- Stone 3

- Let's practise

- Quizlet

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Friday 20 September

- Information

- Discuss homework

- Grammar: Future

- Stone 3

- Let's practise

- Quizlet

Slide 1 - Tekstslide

Test Theme 1

Friday 4 October:


Study:

- grammar, words & stones theme 1

- all irregular verbs

Slide 2 - Tekstslide

Homework: irregular verbs

Slide 3 - Tekstslide

1. to go - ? - gone

Slide 4 - Open vraag

2. to eat - ? - eaten

Slide 5 - Open vraag

3. to begin - began - ?

Slide 6 - Open vraag

4. to bring - brought - ?

Slide 7 - Open vraag

5. to buy - ? - bought

Slide 8 - Open vraag

6. to draw - ? - drawn

Slide 9 - Open vraag

7. to be - was/were - ?

Slide 10 - Open vraag

8. to fall - ? - fallen

Slide 11 - Open vraag

9. to write - wrote - ?

Slide 12 - Open vraag

10. to read - read - ?

Slide 13 - Open vraag

Learning goals

- You know which verbs to use for the future

- You can tell the difference between will + infinitive, am/are/is going to + infinitive, present continuous & present simple

Slide 14 - Tekstslide

Grammar: Future

Slide 15 - Tekstslide

will (not) + infinitief 
- om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigingen en besluiten: 
She will call you tomorrow. 

- bij een voorspelling zonder bewijs: 
I think NAC will win tomorrow. 

Slide 16 - Tekstslide

am/are/is (not) going to + infinitief
- om aan te geven dat iemand iets (niet) van plan is in de toekomst:
I am going to visit my grandparents next week. 


- bij een voorspelling met bewijs:
Look at those dark clouds! It is going to rain

Slide 17 - Tekstslide

Present continuous
(= am/are/is (not) infintief + ing)

- om te praten over afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats als vaststaat

She is meeting her best friend at 5 o'clock. 

Slide 18 - Tekstslide

Present simple
(= infinitief; bij he/she/it infinitief + s)

- om te praten over vaststaande gebeurtenissen in de toekomst die onderdeel zijn van een dienstregeling, rooster, of ander schema. 

The flight to London leaves at midnight. 

Slide 19 - Tekstslide

Grammar overview: ClassNotebook

Slide 20 - Tekstslide

Stone 3 (p. 14 TB)

Slide 21 - Tekstslide

Let's practise
Do: 
- ex. 25 + 26 (p. 19 + 20  WB) 
- ex. 22, 23 & 24 (p. 17 - 19 WB)

Study:
- grammar 3
- the first 30 irregular verbs

Slide 22 - Tekstslide

Learning goals

- You know which verbs to use for the future

- You can tell the difference between will + infinitive, am/are/is going to + infinitive, present continuous & present simple

Slide 23 - Tekstslide

Homework
- Study grammar 3 +  the first 30 irregular verbs

- Finish ex. 22 - 26 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide