werkwoordsvormen + zinsdelen

Nederlands

Werkwoordsvormen en zinsdelen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Werkwoordsvormen en zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Welkom 
  • Doelen
  • Instructie werkwoordsvormen 
  • Instructie zinsdelen 
  • Zelfstandig werken 
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
  • Je kunt in een zin de verschillende werkwoordsvormen herkennen en benoemen. 
  • Je kunt in een zin de persoonsvorm benoemen.
  • Je kunt de tijdproef uitleggen en toepassen. 
  • Je kunt een zin in zinsdelen verdelen. 
  • Je weet wat zinsdelen zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Vul op de open plek de goede vorm van het werkwoord overhoren in.
Ik ... mijn klasgenoot.

Slide 4 - Open vraag

Vul op de open plek de goede vorm van het werkwoord overhoren in.
Mijn moeder ... mij.

Slide 5 - Open vraag

Vul op de open plek de goede vorm van het werkwoord overhoren in.
Wij ... elkaar.

Slide 6 - Open vraag

Werkwoordsvormen
persoonsvorm
werkwoord
voltooid deelwoord

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm 
Tijdproef:
tegenwoordige tijd -> verleden tijd
verleden tijd -> tegenwoordige tijd

Werkwoord dat zich aanpast is de persoonsvorm. 


Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Emma installeert een nieuwe app op haar telefoon. 
Emma installeerde een nieuwe app op haar telefoon.
persoonsvorm = installeert

Sven ging op vakantie naar Duitsland.
Sven gaat op vakantie naar Duitsland. 
persoonsvorm = ging

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Onze mentor vertelt een spannend verhaal.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Ik hoorde de zoemer niet.

Slide 11 - Open vraag

Heel werkwoord
Werkwoordsvorm zoals deze in het woordenboek staat. 

Voorbeeld: 
Ik kan dat niet betalen.
Heel werkwoord = betalen 

Slide 12 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Staat bij de persoonsvorm van hebben, worden of zijn in de zin.

Voorbeelden:
Hij is gebeld. 
Wij worden aangesproken door de directeur. 
Ik heb een boek gekocht

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb de dokter gebeld.
Is gebeld een persoonsvorm, voltooid deelwoord of het hele werkwoord?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
hele werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb de dokter gebeld.
Is heb een persoonsvorm, voltooid deelwoord of het hele werkwoord?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
hele werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Noteer van de volgende zinnen: (niet alles zit in elke zin)

persoonsvorm (pv)
hele werkwoord (hw)
voltooid deelwoord (volt dlw/ vd)

Slide 16 - Tekstslide

In de klas zit iedereen apart.

Slide 17 - Tekstslide

Alle jongens en meisjes hebben thuis een brief gekregen.

Slide 18 - Tekstslide

Ik zal morgen een mail naar je sturen.

Slide 19 - Tekstslide

Na afloop van de les ben je goed voorbereid op de toetsweek.

Slide 20 - Tekstslide

Hopelijk ga je heel veel voldoendes halen. 

Slide 21 - Tekstslide

Evaluatie
  • Je kan in een zin de verschillende werkwoordsvormen herkennen en benoemen.
  • Je kan in een zin de persoonsvorm benoemen.
  • Je kan de tijdproef uitleggen en toepassen.
  • Je kan een zin in zinsdelen verdelen.
  • Je weet wat zinsdelen zijn. 

Slide 22 - Tekstslide

Hoe kan je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 23 - Open vraag

Het voltooid deelwoord staat met een persoonsvorm van ....., ....., of ...., in de zin.

Slide 24 - Open vraag

Wat is een zinsdeel?

Slide 25 - Open vraag

Hoe weet je of het stukje in de zin een zinsdeel is?

Slide 26 - Open vraag

Hoe moet je de tijdproef uitvoeren?

Slide 27 - Open vraag