4.3 De industriële samenleving

4.3 De industriële samenleving
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.3 De industriële samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis testen

Slide 2 - Tekstslide

In welke eeuw speelt dit onderwerp zich vooral af?
A
17e
B
18e
C
19e
D
20e

Slide 3 - Quizvraag

Waarom trokken mensen aan het begin van de Industriële Revolutie naar de steden?
A
hun familie woonde daar al
B
Voor opleidingen en kansen
C
Daar waren de huizen goedkoper
D
Werkeloos geworden door stoommachine

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we boeren die eerst thuis bijverdienden met het weven van stoffen?
A
thuiswevers
B
vrije boeren
C
arbeiders
D
eerste fabrikanten

Slide 5 - Quizvraag

Wat was géén nadeel van werken in de fabriek?
A
de lange werkdagen van soms 14 uur
B
het vele lawaai van de machines
C
de ongelukken met de machines
D
ziektes verspreiden zich snel

Slide 6 - Quizvraag

Wat is urbanisatie?
A
dat mensen naar steden trekken
B
mensen verhuizen terug naar het platteland
C
de vernieuwing van steden
D
dat er betere infrastructuur naar steden komt

Slide 7 - Quizvraag

Wat is waar over infrastructuur in de 19e eeuw?
A
Mensen en goederen konden sneller vervoerd worden
B
Trams, bussen en stoomtreinen werden tegelijkertijd uitgevonden
C
Eerst werden vooral goederen en grondstoffen vervoerd
D
In heel Europa ontstonden tegelijkertijd veel spoorwegen

Slide 8 - Quizvraag

Onder welke groep in de fabriekssteden was de sterfte het hoogst?
A
baby's en jonge kinderen
B
bejaarden
C
mannelijke arbeiders
D
vrouwelijke arbeiders

Slide 9 - Quizvraag

Er ontstond een nieuw een soort samenleving. Hoe heten de lagen daarin?
A
standen
B
groepen
C
klassen
D
sociëteiten

Slide 10 - Quizvraag

Over welke klassen gaat het vooral in 4.3?
A
boeren en arbeiders
B
arbeiders, adel en fabrieksbazen
C
arbeiders en fabrieksbazen
D
boeren, arbeiders en fabrieksbazen

Slide 11 - Quizvraag

Waarom was het bijna onmogelijk om op te klimmen in de klassen?
A
door te weinig geld
B
door het fabriekswerk
C
door de klassen zelf
D
door gebrek aan scholing

Slide 12 - Quizvraag

Luisteropdracht
Straks moet iemand na kunnen vertellen 

hoe oneerlijk de industriële samenleving was 

Slide 13 - Tekstslide

Nieuwe klassensamenleving
fabrikanten

(hoge)
middenklasse
(lage)

arbeiders 
(proletariaat)

Slide 14 - Tekstslide

Waar woonden de rijke fabrikanten en hun families?
A
in huizen vlakbij de fabriek
B
in villa's op het platteland
C
in rijke buitenwijken van de fabriekssteden

Slide 15 - Quizvraag

Kijk goed

Slide 16 - Tekstslide

Waar gaat deze afbeelding over?

Slide 17 - Open vraag

slechte werkomstandigheden
- eentonig, ongeschoold werk
- vieze lucht, lawaai
- lange werkdagen, laag loon
- ongelukken machines
- kinderarbeid
- geen bescherming overheid
- staken > ontslagen

slechte leefomstandigheden
- door urbanisatie en gebrek openbaar vervoer
- rook fabriek, vervuild water
- huizen dicht op elkaar
- geen riolering, afval op straat
> besmettelijke ziektes
> hoge zuigelingensterfte
Arbeidersklasse

Slide 18 - Tekstslide

Bedenk één of meerdere oplossingen voor de problemen van de arbeiders.

Slide 19 - Open vraag

Opklimmen sociale ladder?
- klassensamenleving: onderscheid door bezit ipv afkomst
- in theorie: opklimmen naar andere stand 
- in praktijk: door gebrek aan scholing onmogelijk
- kinderen werkten in fabrieken > inkomen aanvullen

- Leerplichtwet > einde kinderarbeid

Slide 20 - Tekstslide

Luisteropdracht
Iemand moet nu kunnen navertellen

hoe oneerlijk de industriële samenleving was 

Slide 21 - Tekstslide

Bestaat ongelijkheid in de
samenleving nog steeds?

Slide 22 - Woordweb