H4 par 1-3: test Natuurrampen Japan versie 1

Havo/Vwo 1 
Test
H4 par 1-2-3: Natuurrampen in Japan




Lees de vragen goed en check voordat je de toets inlevert of je alle vragen gemaakt hebt. Typ duidelijk a., b. en c. als je meerdere antwoorden moet geven bij een vraag.
 Sluit de toets af door op het kruisje en daarna op afsluiten te klikken. Succes!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Havo/Vwo 1 
Test
H4 par 1-2-3: Natuurrampen in Japan




Lees de vragen goed en check voordat je de toets inlevert of je alle vragen gemaakt hebt. Typ duidelijk a., b. en c. als je meerdere antwoorden moet geven bij een vraag.
 Sluit de toets af door op het kruisje en daarna op afsluiten te klikken. Succes!

Slide 1 - Tekstslide

De aarde bestaat uit 3 delen. Welke?
A
Kern, magma en Aardkorst
B
Magma, mantel en kern
C
Mantel, aardkorst en bergen
D
Kern, mantel en aardkorst

Slide 2 - Quizvraag

Geef de betekenis van het begrip subductie.

Slide 3 - Open vraag

Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1.  In Japan komen 4 soorten natuurrampen voor.
2. Hoe dieper je in de aarde komt, hoe koeler het word.
3. Een ander woord voor een aardplaat is een schol.
4. Een oceanische plaat is altijd zwaarder dan een continetale plaat.
Beoordeel de stellingen. 
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist

1
2
3
4

Slide 4 - Sleepvraag

Waardoor kunnen de aardplaten bewegen?
A
Ze drijven op de buitenkern
B
Door de convectiestromen in de mantel
C
Door de botsende platen en diens gevolgen
D
Door subductie

Slide 5 - Quizvraag

Bij troggen in de oceaan is er sprake van divergerende plaatbewegingen.
A
Ja, ze bewegen uit elkaar
B
Nee, juist niet, de platen gaan naar elkaar toe

Slide 6 - Quizvraag

Welke twee soorten platen botsen er in Japan?
A
Twee aardplaten
B
Een aardplaat en een continentale plaat
C
Twee continentale platen
D
Een oceanische tegen een continentale plaat

Slide 7 - Quizvraag

Eigenlijk gebeurden er in 2011 drie rampen achter elkaar in Japan. Wat is de juiste volgorde?

A
1 tsunami, 2 aardbeving, 3 ontploffing kerncentrale
B
1 ontploffing kerncentrale, 2 tsunami, 3 aardbeving
C
1 aardbeving, 2 ontploffing kerncentrale, 3 tsunami
D
1 aardbeving, 2 tsunami, 3 ontploffing kerncentrale

Slide 8 - Quizvraag

Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1. Vulkanen en aardbevingen komen voornamelijk voor bij plaatranden.
2. Platen kunnen op vier manieren ten opzichte van elkaar bewegen.
3. Rond de Grote Oceaan komen veel vulkanen en aardbevingen voor.
4. Exogene krachten werken van binnenuit op de aardkorst in.
Beoordeel de stellingen. 
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist

1
2
3
4

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1.  Platen bewegen vrij snel ten opzichte van elkaar.
2. Platentektoniek is de naam voor alle platen bij elkaar.
3. Bij een transforme beweging gaan de platen langs elkaar.
4. Japan heeft van alle natuurrampen alleen echt last van de aardbevingen.
Beoordeel de stellingen. 
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist
Juist

Onjuist

1
2
3
4

Slide 10 - Sleepvraag

zware aardbevingen
mid-oceanische rug
divergent
convergent
transform
Vulkaan

Slide 11 - Sleepvraag

Waar ligt het epicentrum in de figuur?
A
Bij A
B
Bij B
C
Bij de linkerpijl
D
Bij de rechterpijl

Slide 12 - Quizvraag

Sleep de woorden naar het juist gekleurde vak:
Endogene krachten
Exogene krachten
Neerslag
Aardbeving
Lawine
Vulkaanuitbarsting
Gebergtevorming
Orkaan

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de omschrijvingen naar de juiste plek  in de afbeelding

afnemende snelheid, hogere golf

onderzeese aardbeving (zeebeving)

golven, zeer hoge snelheid. Tot 800 km/uur

Slide 14 - Sleepvraag

Noem het begrip dat het beste past bij deze beschrijving: Heet, vloeibaar gesteente dat binnen in de aarde zit.

Slide 15 - Open vraag

a Wat is het verband tussen reliëf en bevolkingsdichtheid?
b Waar vind je de meeste bosbouw in Japan?
Kies uit: in de kustgebieden – in de bergen.
c Verklaar je antwoord bij vraag b.

Slide 16 - Open vraag

a Welke plaatbeweging vindt er plaats onder een mid-oceanische rug?
b Noteer twee gevolgen van deze beweging.

Slide 17 - Open vraag

a Wat is de oorzaak van een tsunami?
b Waarom is een tsunami op volle zee niet zo gevaarlijk?
c Hoe heet het punt (in één woord) dat op de kaart met het sterretje wordt aangegeven?

Slide 18 - Open vraag

Opgave 1 (4p)
a. Noteer de naam van het grootste eiland van Japan.
b. Noteer het meest zuidelijke eiland van Japan.
c. Noteer de naam van de zee waaraan Sendai ligt.
d. Noteer de naam van stad op het meest noordelijke eiland van Japan.

Slide 19 - Open vraag

Opgave 2a

Gesmolten gesteente in de aardmantel noem je magma.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Opgave 2b

Convectiestromen zijn stromen in de aardkern

A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Opgave 2c

Continentale aardplaten zijn dikker en zwaarder dan oceanische aardplaten.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Opgave 2e

Bij Japan botsen de Pacifische plaat en de Euraziatische plaat met elkaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Opgave 2f

In Nederland is de kans op een aardbeving heel klein, omdat het op de grens van twee aardplaten ligt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Opgave 3 (1p)
Zet de verschijnselen in de juiste volgorde, van links naar rechts. Noteer alleen de cijfers.
1 Botsende platen
2 Hitte in de kern
3 Bewegende platen
4 Rondstromend magma
5 Aardbevingen

Slide 25 - Open vraag

Opgave 4. Schrijf de letters a t/m d onder elkaar en noteer of er sprake is van exogene of endogene krachten.
a. Vulkanisme zorgt voor de groei van de oceaanbodem.
b. Het botsen van aardplaten kan leiden tot de vorming van gebergten.
c. Losliggend zand wordt in de bergen door regenwater weggespoeld waardoor hele stukken grond verdwijnen.
d. Door hitte en kou kunnen stenen uitzetten en krimpen en daardoor uit elkaar vallen.

Slide 26 - Open vraag

Opgave 5
Iemand doet twee uitspraken:
I Troggen zijn de oorzaak van subductie.
II Troggen vind je altijd bij subductiezones.
A
I en II zijn beide juist
B
I en II zijn beide onjuist
C
I is juist en II is onjuist
D
I is onjuist en II is juist

Slide 27 - Quizvraag

Opgave 7
Iemand doet twee uitspraken:
I Met de schaal van Richter wordt de kracht van een aardbeving gemeten.
II Een aardbeving met kracht 5 op de schaal van Richter is 100 keer zo zwaar als een aardbeving met kracht 3.

A
I en II zijn beide juist
B
I en II zijn beide onjuist
C
I is juist en II is onjuist
D
I is onjuist en II is juist

Slide 28 - Quizvraag

Figuur 2

Slide 29 - Tekstslide

Opgave 8. Bekijk figuur 2.
a. Geef aan wat er met het sterretje wordt aangegeven (één begrip).
b. Geef het verband tussen het begrip bij a en de hoeveelheid schade. Gebruik een hoe – hoe zin.

Slide 30 - Open vraag

Waar komen meestal zware aardbevingen voor? Kies de juiste antwoord

A: Bij breuken waar platen uit elkaar schuiven.
B: Bij breuken waar platen langs elkaar schuiven.
C: Bij breuken waar platen botsen.


A
Bij A en C
B
Bij B en C
C
Bij A en B
D
Bij A, B en C

Slide 31 - Quizvraag

Schuif de plaatbewegingen naar de juiste plaats.
Convergent
Divergent
Transform

Slide 32 - Sleepvraag

Magma
Kraterpijp
Lava
Aswolk
Krater

Slide 33 - Sleepvraag

Welke zinnen zijn waar? Kies de juiste antwoorden.



A Oceaanplaten zijn dikker dan landplaten.
B Oceaanplaten zijn dunner dan landplaten.
C Landplaten zijn zwaarder dan oceaanplaten.
D Landplaten zijn lichter dan oceaanplaten.


A
A en B
B
C en D
C
A en C
D
B en D.

Slide 34 - Quizvraag

Zet de begrippen op de juiste plek.
Caldeira
Schildvulkaan
Stratovulkaan

Slide 35 - Sleepvraag