Didactiek P4 week 6 plek in de organisatie / Werk en ethiek

DIDACTIEK
PARAGRAAF 8.1 + 8.2 UIT HET DIDACTIEKBOEK
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
didactiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

DIDACTIEK
PARAGRAAF 8.1 + 8.2 UIT HET DIDACTIEKBOEK

Slide 1 - Tekstslide

Organogram:
A
Ja, ik weet wat dat is
B
Organo wat????

Slide 2 - Quizvraag

Wat zie je in een organogram?
A
Hoe goed de afdeling van jouw collega’s functioneert
B
Welke plaats jouw collega’s in de organisatie hebben
C
Met welke organisaties wordt samengewerkt
D
Hoeveel jouw collega’s in de organisatie verdienen

Slide 3 - Quizvraag

lesdoelen 8.1
De student weet hoe de organisatiestructuur van de stageschool eruit ziet en kan dit in een organogram zetten. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

in een zelfsturend team regelen de mensen op de werkvloer zelf de taken
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

CAO staat voor:
A
christelijke arbeidsovereenkomst
B
collectieve arbeiders oproep
C
collectieve arbeidsorganogram
D
collectieve arbeidsovereenkomst

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een arbeidsvoorwaarde?
A
Hoeveel kinderen in je groep zitten
B
Hoeveel uur je per week gaat werken
C
Hoeveel reistijd je krijgt
D
Hoe lang de kinderen buiten mogen spelen

Slide 8 - Quizvraag

lesdoelen 8.2
De student weet wat richtlijnen en protocollen zijn en kent de richtlijnen en protocollen die gelden op stage
De student weet wat ethisch en integer is en hij kan ook beargumenteren waarom iets volgens hem een ethisch dilemma is 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

dilemma's

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Is onderstaande bewering juist of onjuist?
Als je observatieverslagen maakt gebruik je daarin de volledige voornaam van het kind
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Is onderstaande bewering juist of onjuist?
Een vertrouwenspersoon mag niet zonder toestemming met anderen over jouw probleem praten
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

opdrachten
Hierna komen opdrachten die eerst worden uitgelegd.
deze  mogen ook voor je einddossier worden gebruikt

Ethische dilemma's 1 en 2 is een gezamenlijk product en komt in je einddossier. Daarnaast zet je ook opdracht 2, over Thea in je einddossier. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Ethische dilemma's 1
1. Je houdt thuis een verjaardagsfeestje waarbij bijna je hele klas aanwezig is. Als het goed aan de gang is belt onverwacht een klasgenoot die je met opzet niet had uitgenodigd
omdat ze makkelijk te veel drinkt en dan grof en ordinair wordt. Laat je haar binnen of niet?
2. Je hebt bij vrienden gegeten, 's nachts krijg je last van acute voedselvergiftiging. Vertel je ze dat?
3. Tijdens de pauze maken een aantal klasgenoten voortdurend racistisch getinte opmerkingen over een niet aanwezige klasgenoot, van Turkse afkomst. Kom je op voor de afwezige klasgenoot?
4. Op een koude winterochtend zie je op de stoep een bewusteloze zwerver liggen. Er is in geen velden of wegen iemand te zien. Probeer je hem hulp te geven?

Slide 18 - Tekstslide

Ethische dilemma's 2
5. Een vriend van je lijdt aan slechte adem. Vertel je hem dit?
6. Bij een sollicitatie word je gevraagd of je ooit onder behandeling bent geweest bij een psychiater. Vier jaar daarvoor ben je wegens depressiviteit psychiatrisch behandeld. Maak je hier melding van?
7. Je vindt een portefeuille met duizend euro erin. Aan het adres, dat er in staat leid je af dat de eigenaar erg rijk is. Breng je hem terug?
8. Je stapt alleen in een volle trein. Je hebt het geluk twee vrije zitplaatsen te vinden. Je neemt ze allebei in, in de hoop dat die leuke jongen / meisje, die net steeds naar je keek, naast je komt zitten. Dan komt een oude dame vragen of die plaats nog vrij is. Zeg je dat de plaats bezet is? 

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1
Bespreek in je leerteam
Let op de argumenten!​

Wat zijn de gevolgen voor de betrokkenen?​
Zou jij hetzelfde doen?​
Is dit een ethisch dilemma?  

Schrijf het op. 


Slide 20 - Tekstslide

Een ethisch dilemma?
Thea zit in groep 3 van de basisschool. Zij is een prettige leerling, kan goed meekomen en gaat prettig om met haar klasgenoten. Haar ouders zijn actief Jehova’s getuigen en zijn als zodanig principieel tegen het vieren van het Sinterklaasfeest. Op school heeft de leraar een Sinterklaasviering met groep 3 voorbereid en met de ouders van Thea afgesproken dat zij die middag thuisblijft. ​

Toen de Sinterklaasviering goed en wel begonnen was, stond Thea voor het raam van het klaslokaal. Haar ouders hadden haar alleen thuis gelaten en ze was op eigen houtje naar de school gegaan. Wat moet de leraar doen? ​
Thea heeft alle voorbereidingen meegemaakt, ze weet wat er gaat gebeuren en zij vindt het leuk. De leraar zegt tegen Thea dat ze naar huis moet gaan, maar Thea barst in tranen uit en blijft voor het raam staan. Moet de leraar haar weer naar huis laten brengen of haar mee laten doen met het feest? 

Slide 21 - Tekstslide

Laat je Thea naar huis gaan of laat je haar blijven?

Slide 22 - Poll

Slide 23 - Tekstslide

Eindopdracht 2
Ga terug naar de casus van Thea en ga voor jezelf na d.m.v. het ethisch stappenplan wat jij hier nu van vindt.
Dit is een individuele opdracht omdat het gaat over jouw eigen moreel kompas
Paragraaf 8.2 uit didactiek 

Slide 24 - Tekstslide

Eindopdracht 1
Lees paragraaf 8.2 uit O&O
Maak een observatieplan en voer dit uit.
• waarom wil je gaan observeren en wat wordt jouw/jullie vraagstelling:
• wie ga je observeren,
• welk gedragsaspect en
• in welke situatie? Te denken valt bijvoorbeeld aan de conciërges, mensen in het winkelcentrum, of bij bushalte, een leerling in de klas etc.
Eerst moet gezamenlijk (of alleen) een observatieplan worden gemaakt. Ik beoordeel het plan en geef een GO als het in orde is. De observatie wordt uitgevoerd en jullie gaan de gegevens ordenen. Vervolgens formuleren jullie het antwoord op hun vraagstelling. 

Slide 25 - Tekstslide

Eindopdracht 3
Lees paragraaf 7.5 uit je didactiek boek.
De PDCA-cyclus is een hulpmiddel om goede doelen te stellen en te evalueren.

Plan: maak een passende doelstelling
Do: voer de activiteit uit
Check: kijk terug en evalueer
Act: trek een conclusie over wat nodig is om te verbeteren of wat de volgende stap moet zijn.

Voer een activiteit uit met de PDCA-cyclus. 

Slide 26 - Tekstslide