SER / estar/ TENER/ bijv. naamwoorden (bron JPA1)

¡Hola!
Hoy ....11 de enero de 2023


Hoy vamos a praticar ...
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

¡Hola!
Hoy ....11 de enero de 2023


Hoy vamos a praticar ...

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Wanneer gebruik je het bijv. nw?
  • Mensen/dingen beschrijven
  • Plek: altijd achter het zelfstandig naamwoord, tenzij je het over een hoeveelheid hebt
  • Clara tiene una casa bonita
  • Tengo una falda azul
  • Tengo poco dinero
  • Mi hermana tiene muchos deberes

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

objetivo / doel
Saber qué tienes que mejorar para el SO

weten wat je nog moet herhalen voor je SO2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat weet je goed?
SER
ESTAR
TENER
Los números del 20-100
woordenschat 3.1
Bijv. naamwoorden

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

. Zet de juiste vervoeging van tener in de zin
1-Mi hermano y yo ________ dos gatos.
2-Los abuelos _______ una casa bonita.
3-Mi papá________ un coche amarillo.
4-¿Vosotros_________ mascotas?
5-Yo_______ catorce años. ¿Cuántos años_________ tú?
timer
3:00

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

SER

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Tener
Tener = hebben

Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ellos/ellas
A
tenemos
B
tiene
C
tenéis
D
tienen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

él/ella
A
tengo
B
tenéis
C
tiene
D
tienes

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbo TENER

A
tengo
B
tiene
C
tenemos
D
tienes

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

yo
A
tengo
B
tiene
C
tenemos
D
tienes

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Escribe 3 oraciones con el verbo SER
Bijv., Soy alto /a

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:12
Wat betekent ESTOY?
A
ik ben
B
jij bent
C
hij is
D
zij is

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:16
Wat betekent estás en está?
A
ik ben, hij, zij is
B
hij is / zij is
C
jij bent / hij, zij is
D
jullie zijn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:21
wat betekent estamos?
A
ik ben
B
wij zijn
C
jullie zijn
D
zij zijn

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:21
wat betekent jullie zijn en zij zijn?
A
estamos, estáis
B
estáis, está
C
estáis, están
D
están, estáis

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tener:hebben
Tener: hebben
Yo
Él, ella, usted
 Nosotros
Vosotros
Ellos, ellas, ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de vervoeging van TENER 
timer
1:00
Lars y Thijs _____ (tener) un perro
Quirine y yo______(tener) amigas en Argentina.
Tú________ (tener) un perro muy bonito.
Yo _______ (tener) un apartamento en Madrid
Peter y tú _____(tener-vosotros) familia en España.

 tienen

tenemos
tienes

tengo

tenéis 

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Escribe 3 oraciones con el verbo TENER.
Por ejemplo (bijv.)
Kees tiene un hermano.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

1. Tengo una casa (bonito)

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

2. Mis padres están (enfermo)

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

3. Mis abuelos son muy (anticuado)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

4. Mi primo es (guapo)

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

5.Marta tiene un coche (naranja)

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

6.Juana y Sara son (joven)

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

7.Tengo un libro muy (interesante)

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

8.Mi madre tiene una falda (elegante)

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

9. A María le gustan mucho los actores (español)

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

10.El señor Alonso tiene una chaqueta (gris)

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat moet je nog oefenen?
SER
ESTAR
TENER
Los números del 20-100
woordenschat 3.1
Bijv. naamwoorden

Slide 33 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Waar kan je oefenen?

Los números del 1-100: wordwall.net/resource/28170295/spanish-numbers-1-100

Regelmatige ww en SER, ESTAR en TENER:
wordwall.net/resource/14964426/verbos-regulares-serestar-tener


SER (tot 15.01 kan je spelen):

play.blooket.com/play?hwId=63b17e80dc65ed01f83862b0


Estar (tot 15.01 kan je spelen)

play.blooket.com/play?hwId=63b17eda1e614c0b2ffa37ea


TENER in Gimkit oefenen:

gimkit.com/practice/61d1d88ede5a2b002358b009

ESTAR in Gimkit oefenen:

gimkit.com/practice/62388053fe7e5e002305db1d


SER of ESTAR in Gimkit oefenen:

gimkit.com/practice/6253d405563e3c0023570052

Woordenschat 3.1 / vocabulario 3.1 Sp-NL
Gimkit: gimkit.com/practice/63b18b5c2915d00021babda7

Blooket (tot 15.01) play.blooket.com/play?hwId=63b19afe1e614c0b2ffa3e13
¿Cómo has trabajado hoy?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

werkwoord: TENER
TENGO
IK HEB
TIENES
JIJ HEBT
TIENE
HIJ/ZIJ/U HEEFT
TENEMOS
WIJ HEBBEN
TENÉIS
JULLIE HEBBEN
TIENEN
ZIJ HEBBEN
TENER = HEBBEN

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuántos años (tener) tú?
A
tengo
B
tenéis
C
tienes
D
tiene

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mi padre (tener) cuarenta y dos años.
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tienen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul;de juiste vorm van het werkwoord TENER in.
Yo (tener) trece años.
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tenemos

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Carlos y yo (tener) muchos amigos en el colegio (school).
A
tienes
B
tenemos
C
tenéis
D
tienen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Carmen y tú (tener) muchos deberes.
A
tenéis
B
tiene
C
tengo
D
tienen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mis abuelos (tener) una casa grande.
A
tengo
B
tiene
C
tienen
D
tenemos

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Prepárate para esta clase:
Maak je klaar voor deze les...
timer
1:00
¡Importante!
- Tu portátil aún está cerrado
Je laptop is nog dicht.

- Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila: 
Je mobiel is uit en in je tas.

-Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo: 
Schrift, laptop en pen heb je bij je.

-¡Haz caso y guarda el silencio!: 
 Let op! Oren open en wees stil!

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

San Fermin . . . una fiesta que se celebra en Pamplona.
A
es
B
está

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pamplona . . . en el norte de España.
A
es
B
está

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

San Fermin . . . . muy popular en España.
A
es
B
está
C
hay

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Durante la fiesta también . . . . muchos turistas extranjeras en Pamplona.
A
están
B
son
C
hay

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies