H2 p1 en p2 herhalen

Leerdoelen:
Je kan beschrijven wat een kracht is

Je kan 3 verschillende krachten benoemen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen:
Je kan beschrijven wat een kracht is

Je kan 3 verschillende krachten benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Afstand, snelheid en tijd
v
meter per seconde
kilometer per uur
meter 
seconde 
uur
s
h
m/s
km/h
s
afstand
tijd

Slide 2 - Tekstslide

Snelheid omrekenen

Slide 3 - Tekstslide

vgem=ts
vgem = 48 km/h
t = 12 min = 
Een giraffe rent met een gemiddelde snelheid van 48 km/h. Bereken de afstand die de giraffe in 12 minuten aflegt. 
48=......hs(km)
s = 
............. h
........... km
0,12 
0,2 
5,76
9,6

Slide 4 - Sleepvraag

Zwaartekracht

Fz = m * g

Waarbij:

Fz = zwaartekracht in Newton (N)

m = massa in kilogrammen (kg)

g = (gravitatieconstante)9,8 N/kg

Slide 5 - Tekstslide

Bereken de zwaartekracht op een zak zand van 8500 gram.

Slide 6 - Open vraag

Veerkracht Fv
Als je een veerkrachtig materiaal indrukt of uittrekt, voel je dat het materiaal terug duwt of trekt. 
Dit is de veerkracht

Slide 7 - Tekstslide

Spierkracht
Ontstaat door het 
spannen van spieren

Slide 8 - Tekstslide

Magnetische kracht

Rond een magneet bevindt zich het magnetische veld.
Dit zorgt voor magnetische krachten.

Magnetische krachten kunnen afstoten of aantrekken.

Slide 9 - Tekstslide

Spankracht

kracht die door trekking of druk op een voorwerp komt te staan
bijvoorbeeld een touw

Slide 10 - Tekstslide

Normaalkracht
De normaal kracht is de kracht die de 
tafelblad loodrecht omhoog uitoefent
op de fruitschaal.

Er is evenwicht dus de fruitschaal 
komt niet in beweging.

Fn

Slide 11 - Tekstslide

De normaalkracht staat loodrecht op het oppervlak
Fn is even groot als Fz
(het zakt niet door de tafel..)

Slide 12 - Tekstslide

De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt heet
A
Wrijvings- kracht
B
Zwaarte- kracht
C
Magnetische- kracht
D
Span- kracht

Slide 13 - Quizvraag

Zwaartekracht
Het zwaartepunt = het aangrijpingspunt van de zwaartekracht

De zwaartekracht werkt vanuit het zwaartepunt.

Slide 14 - Tekstslide

Resulterende kracht

Slide 15 - Tekstslide

Resulterende kracht

Slide 16 - Tekstslide

Resulterende kracht 

Slide 17 - Tekstslide


Hoe groot is de resultante kracht Fres in
de afbeelding?

A
Fres=176N
B
Fres=110N
C
Fres=34N
D
Fres=76N

Slide 18 - Quizvraag

krachtenschaal
In een krachtentekening wordt een krachtenschaal gebruikt. Deze geeft aan hoe groot de kracht is van een vector van 1 cm.

Bijvoorbeeld: 1 cm ≜ 500 N
iedere cm stelt een kracht voor van 500 N

Slide 19 - Tekstslide

wat betekend dit symbool?

Slide 20 - Open vraag

Herkennen van een kracht

Waar kan je aan herkennen dat er een kracht werkt?

  • verandering van vorm (elastisch en plastisch)
  • verandering van beweging (langzamer of sneller)
  • verandering van richting

Slide 21 - Tekstslide

Als twee krachten elkaar opheffen is de resulterende kracht Fres =0  en 
is het voorwerp in rust of beweegt het met constante snelheid   

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Kracht
Krachtenpijl of vector

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de eenheid van kracht?
A
Watt
B
Newton
C
Centimeter
D
Newton per kilogram

Slide 26 - Quizvraag


Welk onderdeel hoort niet bij het tekenen van een kracht?
A
Aangrijpingspunt
B
Lengte van pijl
C
Richting van pijl
D
Dikte van pijl

Slide 27 - Quizvraag

Veerconstante formule
Fv = C * u
C = veerconstante 
          (N/cm)

F = veerkracht 
            (N)

u = uitrekking 
       (cm)

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de eenheid van C in de veerconstante formule?
A
N
B
cm
C
N/cm
D
cm/N

Slide 29 - Quizvraag

welke veer is het meest stug?
A
34 N/ cm
B
1098 N/cm
C
500 N/cm
D
210 N/cm

Slide 30 - Quizvraag