12-1,2: Voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord

Welkom!
Neem blz. 258 en 259 voor je en lees de groene theorie op ALLEBEI de blz. 


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Neem blz. 258 en 259 voor je en lees de groene theorie op ALLEBEI de blz. 


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt het voltooid deelwoord juist spellen.
Je kunt het onvoltooid deelwoord juist spellen.
Je kunt het deelwoord als bijvoeglijk naamwoord juist spellen.


Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (VD)

De handeling is afgerond (voltooid).

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           


Truc: maak het woord langer om te horen wat je schrijft!

Slide 3 - Tekstslide

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen. 
Het is nog aan de gang
Het is ONvoltooid.

>'Lopend' moet ik naar huis.
>'Fluitend' kom ik binnen.
Het onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 4 - Tekstslide

Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww (infinitief). -d-
erbij:
KERMEND

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Komt van een werkwoord (een VD of een OD)

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 6 - Tekstslide

De infinitief (inf)

Is het hele werkwoord; lopen, maken, eten, bewegen etc.


Verandert niet bij veranderen van tijd  (het is tenslotte geen pv!)

Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.


Ik heb zin om een Big Mac te eten.        (IK KAN eten).

Slide 7 - Tekstslide

Wat is fout en waarom?

Slide 8 - Tekstslide

Sjaan (verhuizen) morgen.
Job is gisteren (verhuizen).
A
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisT.
B
Sjaan verhuisD morgen. Job is verhuisD.
C
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisD.

Slide 9 - Quizvraag

Welke spelregel hoort bij het onvoltooid deelwoord?

A
is de infinitief met '-d(e)'
B
is de stam met '-d'
C
soms '-d' en soms niet

Slide 10 - Quizvraag

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperent en huilend
B
Mopperend en huilent
C
Mopperend en huilend

Slide 11 - Quizvraag

De bezorgde broodjes zijn afgeleverd.
A
bezorgde = pvvt afgeleverd = vd
B
bezorgde = bn afgeleverd = vd
C
bezorgde = bn afgeleverd = pvvt
D
bezorgde = pvvt afgeleverd = od

Slide 12 - Quizvraag

Spelling van het voltooid deelwoord (en pvvt)
Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> gefietsT

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> GeloofD

Slide 13 - Tekstslide

Maken/huiswerk
Blz. 258 en 259:
opdracht 1 t/m 4 en 6 en 7.
Dan de mixopdrachten grammatica maken.

Klaar? Lezen in je leesboek.

Slide 14 - Tekstslide

Lukt dit nu?
Je kunt het voltooid deelwoord juist spellen.
Je kunt het onvoltooid deelwoord juist spellen.
Je kunt het deelwoord als bijvoeglijk naamwoord juist spellen.


Slide 15 - Tekstslide