aaneenschrijven 2021 deel 2

Spelling
Schrijf ik een woordcombinatie aaneen of komt er een spatie tussen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Schrijf ik een woordcombinatie aaneen of komt er een spatie tussen

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Je kunt een vaste woordcombinatie goed toepassen in een zin.
Je schrijft daarbij het woord aaneen of met een spatie ertussen.

Slide 2 - Tekstslide

Samenstellingen
Hoofdregel is dat we woorden zoveel mogelijk aaneen schrijven


Slide 3 - Tekstslide

korte terugblik: géén tussenletter
als het meervoud zowel op -s als op -n kan eindigen
linden, lindes - lindeboom
als het eerste deel geen meervoud kent
roggebrood, koperblazer
als het eerste deel een uniek exemplaar is
maneschijn
als het eerste deel het bijvoeglijk naamwoord versterkt
beresterk, stekeblind
als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is
rodekool, lachebek
als het een versteende samenstelling is (bruidegom)

Slide 4 - Tekstslide

Betekenisverschil door de spatie
Langeafstandsloper - iemand die lange afstanden rent
Lange afstandsloper - een afstandsloper die 2.20 meter is

Slide 5 - Tekstslide

aaneen of een spatie
Een vaste samenstelling in een meer letterlijke betekenis met twee klemtonen krijgt een spatie.
Een vaste samenstelling in een minder letterlijke betekenis met één klemtoon wordt aaneengeschreven.

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:
Het jasje van het maatpak zit perfect, de broek is te kort.
Heb je genoeg, of denk je dat je tekort komt.
Ik woon hier al lang. (een hele tijd)
Ik weet allang wat er gaat gebeuren. (maar al te goed)

Slide 7 - Tekstslide

Hij liet zien hoe warm het was en hoe ver.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Hoe zat dat ook al weer?
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Je krijgt alles behalve het horloge.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Voor hoe lang heb je die fiets gehuurd?
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Zij gaan mee alsook de hond mee mag.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Ga je zomaar weg, zonder iets te zeggen?
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Ik ben daar wel eens geweest.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Was dat restaurant zover van het strand?
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Ik weet niet of het zo juist is.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Deze les loopt teneinde.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Doel van de les
Je kunt een vaste woordcombinatie goed toepassen in een zin.
Je schrijft daarbij het woord aaneen of met een spatie ertussen.

Slide 18 - Tekstslide

Maken 
Taalblokken
Spelling en grammatica 3F
Spelling 02
eerste 4 balkjes

Slide 19 - Tekstslide